Rijken kunnen niet buiten schot blijven
De socialistische presidentskandidaat François Hollande behaalde zondag de meeste stemmen bij de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen. Hij heeft de naam saai te zijn, maar kennelijk spreken zijn standpunten de kiezers wel aan. Een van zijn programmapunten is belastingverhoging voor de rijken. Wie meer dan 1 miljoen euro verdient, moet volgens Hollande 75 procent belasting gaan betalen. Dat is niet niks!
Toch staat ook elders ter discussie of mensen met hoge tot zeer hoge inkomens niet meer aan de fiscus zouden moeten afdragen, gezien de fors oplopende staatsschulden en de veel te hoge begrotingstekorten. Laat de rijken de crisis betalen, zo klinkt het al geruime tijd in het linkse kamp.
Ook in Amerika zou de miljonairsbelasting bij de komende presidentsverkiezingen wel eens een belangrijk strijdpunt kunnen worden. Belastingverhoging is nergens populair, maar in de VS is zij sinds jaar en dag helemaal een taboe. Het was echter de steenrijke investeerder Warren Buffett die het vorig jaar een schandaal noemde dat hij in een lagere belastingschaal viel dan zijn secretaresse. Een voorstel van president Obama om mensen die meer dan 2 miljoen dollar (1,5 miljoen euro) verdienen ten minste 30 procent belasting te laten betalen, haalde het echter niet in de Senaat.
Maar daarmee is het onderwerp nog niet afgevoerd van de politieke agenda.
De conservatieve Tea Party zet Obama graag weg als socialist. Maar tussen de 30 procent van Obama en de 75 procent die Hollande de rijken wil laten betalen, zit natuurlijk wel een wereld van verschil. Voor de VS geldt inderdaad dat het een kwestie van rechtvaardigheid is dat de miljonairs voortaan meer bijdragen aan de staatskas.
In Nederland hebben we vroeger een toptarief gehad van 70 procent. Inmiddels is dat teruggebracht naar 52 procent. Thans pleit de nieuwe PvdA-leider Samsom voor een tarief van 60 procent voor mensen met een inkomen vanaf 150.000 euro. Moeten we dat doen? Liever niet.
Eigenlijk zou het toptarief van de inkomstenbelasting niet hoger moeten zijn dan 50 procent. Dat is een psychologische grens die je beter niet kunt overschrijden. Het moet niet zo zijn dat je meer dan de helft van je loonsverhoging moet afdragen aan de fiscus. Extreem hoge belastingtarieven leiden bovendien tot allerlei vormen van vluchtgedrag.
Moeten de rijken dan niet extra bijdragen aan de bezuinigingsrondes? Zeker wel. Maar daarbij moeten we vooral kritisch kijken naar allerlei subsidies en voorzieningen die met name hun ten goede komen. Ook allerlei fiscale aftrekposten moeten vanuit dat perspectief bekeken worden.
Zo was het zeer terecht dat het kabinet vorig jaar besloot om fors te bezuinigen op allerlei kunstsubsidies en de toegangskaartjes voor uitvoeringen onder de hoge btw bracht. Afgedacht nog van de principiële bezwaren die je tegen bepaalde cultuuruitingen moet hebben, geldt dat de draagkracht van het publiek het overbodig maakt om dergelijke uitvoeringen zo zwaar te subsidiëren.
In de fiscale sfeer geldt van de hypotheekrenteaftrek dat vooral de rijken daarvan profiteren. Zij bewonen de dure huizen. En hoewel ze die wellicht grotendeels uit eigen middelen zouden kunnen betalen, zit daar meestal een forse hypotheek op omdat je de rente daarvan zo mooi kunt aftrekken.
Stel dat de politiek het zou aandurven om de hypotheekrenteaftrek aan te pakken, dan zou het goed zijn om bij de hoge hypotheken te beginnen. Met ingang van volgend jaar zouden dan alleen hypotheken beneden de –laten we zeggen– 400.000 euro nog volledig aftrekbaar zijn.
Zo zijn er wel meer regelingen die vooral rijke mensen ten goede komen. De aftrekbaarheid van pensioenpremies zou gemaximeerd moeten worden. Het is niet nodig om hoge pensioenuitkeringen fiscaal te faciliteren.
Van rijke bejaarden zou je ook meer zorgpremie en eigen bijdragen kunnen vragen. Zeker nu er op alle fronten bezuinigd moet worden, kunnen de rijken niet buiten schot blijven.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl