Maak van thuisonderwijs aparte richting
De Onderwijsraad heeft recent ruimere criteria bepleit voor het oprichten van een school. Het is niet meer dan logisch dat thuisonderwijs dan ook voor alle ouders een mogelijkheid wordt, stelt Margreta van Galen.
De Onderwijsraad heeft recent een advies uitgebracht over artikel 23 van de Grondwet, dat gaat over de vrijheid van onderwijs. Aanpassing van dit artikel vindt de raad niet nodig, maar hij ziet wel aanleiding tot een ruimere interpretatie. Nu kan er alleen een school worden opgericht op basis van levensbeschouwing. De raad stelt voor dit ook mogelijk te maken op grond van een pedagogische visie.
Het is merkwaardig dat de Onderwijsraad deze lijn niet doortrekt naar het thuisonderwijs. Op dit moment is dat –volgens artikel 5b van de Leerplichtwet– alleen toegestaan als een school van de gewenste godsdienstige of levensbeschouwelijke richting qua afstand te ver weg is. De raad stelt voor om die situatie te handhaven. Hij wijst er wel op dat als het richtingsbegrip wordt verruimd, dit ertoe kan leiden dat thuisonderwijs een reguliere mogelijkheid wordt. De afweging hierover is aan de wetgever. „Maar zou het thuisonderwijs een reguliere mogelijkheid worden, dan moet de wetgever de onderwijskwaliteit en de toegankelijkheid ervan garanderen”, aldus het rapport.
Waarom dit laatste een probleem zou zijn, licht de Onderwijsraad niet toe. Deze uitspraak is des te opmerkelijker omdat hetzelfde rapport adviseert om ouders die zijn vrijgesteld van de leerplicht, te laten controleren door de inspectie. Ook thuis lerende kinderen hebben recht op goed onderwijs. Daarom moet het toezicht op dezelfde manier geregeld worden als bij het particulier onderwijs.
Minister Van Bijsterveldt heeft in debat met de Tweede Kamer er al eerder op gewezen dat verruiming van artikel 5b samenhangt met de interpretatie van artikel 23. Daarbij gaf ze aan het advies van de Onderwijsraad af te wachten. Des te merkwaardiger dus dat die dit punt nu laat liggen. Uitbreiding van artikel 5b is van belang omdat er een toenemende behoefte is aan thuisonderwijs om andere dan levensbeschouwelijke redenen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderen die eigen leerbehoeften hebben of meer dan gemiddeld presteren.
De minister had eerder ook voorgesteld om de controle op thuisonderwijs te laten verrichten door de leerplichtambtenaar. Een leerplichtambtenaar is echter een opsporingsambtenaar en niet bevoegd om de kwaliteit van onderwijs inhoudelijk te beoordelen. Het advies van de Onderwijsraad om het thuisonderwijs te laten controleren door de inspectie, is dus terecht.
Maar waarom dan niet kiezen voor zowel uitbreiding van artikel 5b als controle door inspectie? De situatie in België laat zien dat dit goed mogelijk is. Volgens artikel 24 lid 1 van de Belgische grondwet is onderwijs vrij en elke preventieve maatregel verboden. Op grond van dit artikel mogen ouders, ongeacht levensbeschouwing, zelf lesgeven aan hun kinderen. Het toezicht op de kwaliteit van thuisonderwijs hoeft geen probleem te zijn. Controle van thuisonderwijs in België is in het bestaande systeem van schoolinspecties ingebouwd en kost op die manier nauwelijks extra geld.
De auteur heeft jaren thuisonderwijs gegeven aan haar zoon.