Bonisa houdt jaarlijkse landdag in Veenendaal
VEENENDAAL – Het aantal christenen in China is stormachtig gegroeid, onder de moeilijkste omstandigheden. „En deze groei gaat door”, aldus ds. Chen Min Yen, „maar er is een keerzijde: door gebrek aan goede theologische kennis is er ook veel dwaalleer.”
Ds. Chen Min Yen sprak zaterdag tijdens de jaarlijkse Bonisa landdag, in Veenendaal. De Bonisa Zending, al vele jaren in China werkzaam, had veel sprekers uit China uitgenodigd.
Ds. Chen Min Yen mediteerde over Psalm 23 en noemde in dat verband vele persoonlijke herinneringen. Zo had zijn recente bezoek aan de Keukenhof hem eraan herinnerd hoe hij tijdens zijn gevangenschap het smerigste werk had moeten doen. In die moeiten werd hij getroost door Romeinen 8, wetende dat alle dingen moesten medewerken ten goede. Vanwege de stank werd hij gemeden en daarom kon hij, in de eenzaamheid, zingen. Destijds had hij het lied ”In de Bloementuin” gezongen. Met zijn prachtige stem zong ds. Chen dit ook zaterdag. „De Heere was mijn herder, ook in die moeilijke omstandigheden”, vertelde hij, „al ging het wel door een dal van schaduw en dood.”
De predikant uitte zijn dankbaarheid voor het feit dat met behulp van Bonisa een boek waarin de grondwaarheden van het christelijk geloof helder worden uiteengezet, kon worden vertaald en uitgegeven.
Bonisamedewerker Charles Schreur merkte op hoe uitzonderlijk blij Chinese christenen met een Bijbel kunnen zijn. Toen bij een Bijbelkring niet voor elke deelnemer een Bijbel beschikbaar was, betekende dat een ontzettende teleurstelling. Richting jongeren: „Beseffen jullie welk een wonder het is dat er een Bijbel op jullie nachtkastje ligt?”
Schreur vertelde over een vader die veroordeeld was. Zijn vrouw en kinderen begeleidden hem naar het strafkamp. Daarna bleven zij in een kartonnen doos bij de ingang van het kamp bivakkeren. De vader stierf. Schreur: „Niet alle martelaarsverhalen hebben een happy end!”
Toen het twaalfjarige dochtertje de kampcommandant om werk smeekte, kreeg zij het saaie baantje door bij een alarmknop te staan die alleen op bevel mocht worden ingedrukt. Eens hoorde het meisje een „stem” die haar beval te drukken. Het alarm ging af en alle mijnwerkers kwamen bovengronds. Nog voordat de commandant haar kon straffen, kwam er een aardbeving en de mijn stortte in. Het meisje getuigde van de Heere en alle mijnwerkers, ook de commandant, begonnen te bidden.
’s Middags sprak ds. D. Kranendonk, predikant van de Free Reformed Church in Bornholm (Canada), over Jesaja 2. Jesaja leefde in een donkere tijd, maar hij zag dat God Zijn Kerk boven alle machten doet uitstijgen. In China ging de kerk niet ten onder, maar begon juist te bloeien.
Esther, een Chinese christin, vertelde hoe zij vanwege polio gehandicapt was geworden en destijds geen enkele hoop meer had op een normaal leven. Totdat zij Duitse zendelingen ontmoette die haar opnamen in een tehuis en haar lieten opereren. Esther kon na de operatie met veel oefening weer tamelijk goed lopen. Zij studeerde aan een universiteit en heeft nu slechts een verlangen: gehandicapten vertellen dat zij mogelijk wel door mensen worden weggeworpen, maar niet door God. Als laatste spreker vertelde een zoon van een Nederlandse zendeling over zijn leven en werk in Oost-Azië. Toen zijn vader als zendeling werd uitgezonden, ging hij –toen nog tiener– wel mee, maar hij nam zich voor op zijn achttiende terug te keren. „Toen ik mijn rijbewijs daarginds haalde, dacht ik dat dit een teken zou kunnen zijn dat ik in het gebied zou moeten blijven.”
De jongeman was betrokken bij de bouw van een kindertehuis en door zijn contacten met de aannemer mocht hij het middel zijn dat deze begon te bidden. De spreker vertelde gezien te hebben dat de Heere hem als middel gebruikte. Nadat hij verkering kreeg met een Nederlands meisje en hij dacht dat hij nu toch naar Nederland zou moeten terugkeren, baande de Heere de weg en werd het voor beiden duidelijk dat zij in Oost-Azië zullen wonen, zodat de projecten kunnen worden voortgezet.