SGP vangt bot bij Teeven met vraag over foetus
DEN HAAG – De SGP is er niet in geslaagd staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) uitspraken te ontlokken over de mogelijkheid en wenselijkheid van het ondertoezichtstellen van ongeboren kinderen vóór de 24-ste zwangerschapsweek.
In antwoord op SGP-Kamervragen daarover beperkt Teeven zich tot het standpunt dat het oordeel over een ondertoezichtstelling in Nederland te allen tijde aan de rechter is.
De kwestie waaraan de SGP in de vragen refereert, ging over het aanvragen van een voorlopige ondertoezichtstelling voor een ongeboren vrucht van 17 weken door de Raad voor de Kinderbescherming. De allochtone moeder en haar kind zouden zijn bedreigd door familieleden die ontstemd waren over de zwangerschap.
Voorwaarde voor het inwilligen van het verzWoek was dat de rechter de ongeboren vrucht „als reeds geboren of althans als levensvatbaar” zou verklaren. De rechtbank Dordrecht zag daar echter van af.
Op de vraag van de SGP wat dan de betekenis is van artikel 1:2 Burgerlijk Wetboek („Het kind waarvan een vrouw zwanger is, wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert”) antwoordt Teeven dat het aan de rechter is om dat te beoordelen. Hetzelfde antwoordt hij op de vraag of er omstandigheden kunnen zijn die zo bedreigend zijn voor een ongeboren kind dat al in een vroege fase van de zwangerschap een ondertoezichtstelling is gerechtvaardigd.
Overigens heeft de rechtbank inmiddels een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, nadat de Raad voor de Kinderbescherming daar opnieuw om vroeg toen de foetus 24 weken was.