Zijlstra wil vanaf 2017 studenten een beurs geven voor hun opleiding in plaats van het geld over te maken aan de opleidingen. Die beurs is voor studenten die studies volgen met „een bijzonder maatschappelijk en economisch belang”, aldus Zijlstra, die zorg, onderwijs en techniek noemt als voorbeeld.

„Wij willen dat de staatssecretaris nog eens gaat onderzoeken hoe dit beter kan”, aldus Tweede Kamerlid Tanja Jadnanansing van de PvdA, vooruitlopend op een debat over het deeltijdonderwijs donderdag. Ook Jasper van Dijk van de SP wil dat Zijlstra terug gaat naar de tekentafel. „Het onderwijs komt steeds meer in dienst te staan van de economie in plaats van de samenleving”, vindt hij.

Ook Tofik Dibi van GroenLinks vindt het plan niets. Volgens hem is het niet aan de overheid om te bepalen welke studie belangrijk is, en dus een beurs krijgt, en welke niet. Boris van der Ham van D66 stelt dat de staatssecretaris „te snel en ondoordacht” te werk gaat. „Deze oplossingen kunnen de vuilnisbak in”, aldus Van der Ham, die wil dat Zijlstra met de vakbonden en studentenorganisaties gaat praten om tot een beter alternatief te komen.

Dat laatste wil het CDA ook. Daarnaast is Kamerlid Sander de Rouwe van plan om Zijlstra wat huiswerk mee te geven. Hij wil weten of het plan echt leidt tot meer studenten, of de kwaliteit van het onderwijs gegarandeerd is en of kleine opleidingen niet zullen worden opgeheven. „Het plan klinkt heel goed, maar er zijn nog wel veel zorgen”, aldus De Rouwe.

VVD en PVV zijn voorstander van de plannen. Volgens Anne-Wil Lucas (VVD) komt „nu eindelijk de behoefte van de arbeidsmarkt en de vraag van de student centraal te staan in het deeltijdonderwijs.” Harm Beertema van de PVV noemt het plan „uitstekend.”

De staatssecretaris hoopt de trend te keren dat steeds minder mensen kiezen voor een deeltijdopleiding. Waren dat er in 2001 nog 19.000, afgelopen jaar bleef de teller steken op 9800.