Schriftkritiek is vaak goed weerlegbaar
Hoe sterk zijn de argumenten tegen de betrouwbaarheid van de Bijbel? Dat kon nog wel eens tegenvallen, is de boodschap van Josh McDowell en Dave Sterrett in ”Is de Bijbel echt waar?”
Het boekje bevat bewijsgronden voor en tegen Schriftkritiek, gegoten in de vorm van een raamvertelling.
Nick is eerstejaarsstudent aan een universiteit, waar hij gebiologeerd raakt door de colleges van docent William Peterson. Deze maakt door zijn ogenschijnlijk degelijke argumenten tegen de traditionele opvattingen over de betrouwbaarheid van de Bijbel Nick los van wat hij bij zijn opvoeding heeft meegekregen. Bovendien raakt de student bevriend met een meisje, Jessica, dat nauwelijks kerkelijke binding heeft.
Vanwege ziekte moet dr. Peterson zijn colleges echter overdragen aan zijn assistent Jamal, die de argumenten van dr. Peterson een voor een ontkracht. Daardoor komt Nick weer in het goede spoor en het lijkt erop dat zelfs zijn vriendin Jessica de weg tot God vindt.
Dat is zo ongeveer de plot van het verhaal, dat in feite niet meer is dan de context waarin de auteurs de Schriftkritiek willen bespreken. De waarde van het boekje zit vooral in dat laatste, want op zich is het verhaal niet spannend en ook niet overal even geloofwaardig. Voor een eerste kennismaking met de Schriftkritiek van de vorige eeuw is dit boekje informatief. De bezwaren die zijn ingebracht tegen de opvatting dat de Bijbel historisch betrouwbaar is en ook geen tegenstrijdigheden bevat, passeren de revue via de colleges van dr. Peterson. De verdediging van de klassieke opvatting vindt plaats in de colleges van Jamal.
Het nadeel van die vertelconstructie is dat het in het verhaal niet komt tot een echte discussie. Er treedt wel een collega van Peterson op, die tijdens het college van Jamal een tegengeluid laat horen, maar deze laat zich wel heel gemakkelijk de kaas van het brood eten door Jamal. Hier zit een zwakte van het boekje: de Schriftkritiek wordt net iets te gemakkelijk weggezet omdat de argumenten tegen de Schriftkritiek niet meer beantwoord worden door de voorstanders daarvan.
Nu is het boekje natuurlijk geschreven door tegenstanders van Schriftkritiek en de meeste lezers zullen dat waarschijnlijk ook al zijn. Erg spannend wordt het dus allemaal niet. Het zou daardoor goed kunnen zijn dat iemand die het boekje gelezen heeft zich toch nog gemakkelijk laat ompraten door een aanhanger van de Schriftkritiek die de discussie diepgaander kent.
Gelukkig worden er in de tekst steeds veel namen van auteurs en boeken genoemd –wat in het verhaal wat ongelukkig overkomt: het is soms net alsof de docent tijdens het college een literatuurlijst voorleest–, zodat lezers die dat willen zich verder in de materie kunnen verdiepen.
De vertaling is niet optimaal. Het Engels schemert voortdurend door de tekst heen. In het Amerikaans is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk om de studenten aan te spreken met ”class”, maar ik heb in Nederland nog nooit iemand „klas” horen zeggen tot de toehoorders („Klas, let op”). Zo staan er nog veel uitdrukking in die letterlijke vertalingen van het Engels zijn.
Niettemin is het een aardig boekje dat laat zien dat er goede redenen zijn om vast te houden aan de opvatting dat de Bijbel in allerlei opzichten betrouwbaar is en dat Schriftkritiek op veel punten goed weerlegbaar is. Het boekje biedt voldoende informatie om na het lezen ervan via meer (semi)wetenschappelijke bronnen beter toegerust te worden om de betrouwbaarheid van de Bijbel te verdedigen.
Boekgegevens
”Is de Bijbel echt waar? Een dialoog over scepticisme, bewijs en waarheid”, door Josh McDowell en Dave Sterrett;
Grace Publishing House, Veenendaal, 2012; ISBN 978 90 77669 57 0; 128 blz.; € 9,95.