„Schrijvers NT citeerden zeer zorgvuldig uit OT”
LYON – Ook na jarenlange studie is dr. D. A. Carson nog onder de indruk van de zorgvuldigheid waarmee nieuwtestamentische schrijvers het Oude Testament citeren.
De hoogleraar Nieuwe Testament aan Trinity Evangelical Divinity School in Deerfield (VS) zei dit woensdag in zijn lezing voor de Colloque Biblique Francophone, nabij Lyon. De vierdaagse conferentie voor Franstalige protestanten ging woensdag van start en trekt deelnemers uit Frankrijk, Zwitserland, Benin en Burkina Faso. Dit jaar zijn er negentig bezoekers, onder wie vijf uit Nederland.
Dr. Carson hield twee lezingen over de Messiaanse titel ”Zoon van God”. Carson, die opgroeide in de Canadese provincie Québec en daarom zowel Engels als Frans spreekt, behandelde in zijn eerste lezing een grote hoeveelheid Bijbelteksten waarin het gaat over de Zoon van God. Sommige gaan over de Messias, andere duiden alleen een bijzondere relatie met God aan.
In zijn tweede lezing noemde dr. Carson enkele cruciale teksten in verband met de titel ”Zoon van God”. Hij bezag vooral of de schrijvers van het Nieuwe Testament terecht of onterecht oudtestamentische teksten over de Zoon van God op Jezus Christus toepasten.
De nieuwtestamenticus focuste met name op Hebreeën 1:4, waar Jezus boven de engelen wordt gesteld. De Hebreeënbrief bewijst dit door te zeggen dat in het Oude Testament nergens tegen engelen wordt gezegd dat zij Gods zonen zijn, terwijl de Heere tegen Jezus Christus zegt: „Gij zijt Mijn Zoon.”
Moderne uitleggers die Bijbelgedeelten geïsoleerd beschouwen, zijn het vaak oneens met een dergelijk gebruik van oudtestamentische teksten, stelde hij. Volgens hem worden in de Hebreeënbrief profetieën over de Messias als Zoon van God echter zonder enige terughoudendheid gecombineerd met de Messiaanse teksten over een davidische Koning van bovenmenselijk statuur. Het hogepriesterschap van Jezus wordt dan rechtstreeks verbonden met Zijn koningschap. Volgens dr. Carson is een dergelijke combinatie ook te vinden in de brieven van Paulus wanneer hij de betekenis van Christus’ offerande verbindt met Zijn eeuwige koningschap dat na Pasen is begonnen.
De theoloog analyseerde enkele psalmen over het davidische koningschap die veelvuldig in het Nieuwe Testament worden aangehaald en toegepast op Jezus Christus. De Bijbelpassages die in eerste instantie over Davids koningschap gaan, blijken het menselijke te overstijgen en zo komt in veel teksten een gestalte van een davidische Koning als een typologische Messiasgestalte naar voren „die terecht op Jezus Christus wordt toegepast.”
In Psalm 45 wordt de davidische Koning als God aangeduid. Al deze typeringen van de Zoon van God en de davidische Koning worden volgens dr. Carson in het Nieuwe Testament organisch geïntegreerd, waarbij het Oude Testament als een eenheid wordt gezien.
Als tweede cruciale tekst noemde hij het getuigenis van Jezus als unieke Zoon van God in Johannes 5. Nadat Jezus een zieke heeft genezen, volgt een gesprek met de farizeeën over het sabbatsgebod. Volgens dr. Carson blijkt uit dit gedeelte en andere plaatsen dat Jezus nooit Zijn goddelijkheid heeft ontkend, maar altijd kiest Hij Zijn formuleringen zo zorgvuldig dat Hij nooit ruimte geeft voor de gedachte dat Hij een tweede God zou zijn of een God naast Zijn Vader. Weliswaar zegt Jezus dat Hij ondergeschikt is aan de Vader, maar dan is er „geen wezenlijke ondergeschiktheid bedoeld, maar een functionele ondergeschiktheid.”
Volgens dr. Carson is Johannes 5:26 de tekst die exegeten veel hoofdbrekens heeft gekost. Enerzijds zegt Jezus dat de Zoon van God „het leven heeft in Zichzelf” en anderzijds dat Hem dit leven is „gegeven.” Volgens de nieuwtestamenticus moet de tegenstrijdigheid worden opgelost door „dit gegeven leven als een gave van eeuwigheid te zien.”
In Ste-Foy-lès-Lyon, nabij Lyon, begon woensdag de jaarlijkse Colloque Biblique Francophone. Deze krant doet driemaal verslag. Donderdag deel 1.