Verzoenende laatste woorden
Met een welgemikt schot heeft forensisch arts M. Weststrate de laatste woorden die Willem van Oranje gesproken zou hebben naar het rijk der fabelen verwezen. Historici hebben daar intussen weer de nodige kanttekeningen bij geplaatst. Kennelijk is het onderwerp belangrijk genoeg om over te redetwisten.
Voor zover ik kan nagaan is er nog niet nagedacht over de vraag welke woorden de Vader des Vaderlands dan wél als laatste heeft gesproken, als de beroemde frase niet meer in aanmerking komt. Waren het woorden die hij wisselde met burgemeester Rombout Uylenburg van Leeuwarden, met wie hij zojuist had geluncht? („Goede reis naar Leeuwarden”, of zoiets.) Of met zijn zus Catherina, met een van zijn dochters (Maria, Anna, Emilia), of toch met zijn vrouw Louise, die allen ook aan tafel zaten?
Laatste woorden krijgen vaak bijzondere aandacht. En dat is te begrijpen. Ze ontroeren omdat ze het punt markeren waarop iemand het tijdelijke met het eeuwige verwisselt. Nabestaanden koesteren het laatste wat iemand heeft gezegd als een dierbare herinnering. Soms is er echter ook sprake van mythevorming, om de overledene postuum van een passend aureool te voorzien.
In de geschiedenisboeken staan heel wat laatste woorden opgetekend van beroemde en minder beroemde personen. En net als bij Willem van Oranje is lang niet altijd zeker of de woorden werkelijk zijn uitgesproken of opgeschreven. Opmerkelijk is dat zeeheld Maarten Harpertszoon Tromp ongeveer hetzelfde overkwam als Willem van Oranje. Volgens de overlevering zou hij tijdens de Slag bij Ter Heijde, waarbij hij sneuvelde, hebben gezegd: „Ik heb gedaan, houdt goeden moed.” Ooggetuigen verklaarden echter dat Tromp op slag dood was.
Het zal niet verbazen dat juist díé laatste uitspraken zijn bewaard gebleven die de persoon die ze deed, typeren. Maarten Luther laatste woorden waren: „Wij zijn bedelaars. Dat is waar.” De grote reformator, die zo geworsteld had met de vraag hoe hij een genadig God kreeg, beleed op zijn sterfbed het genadekarakter van het heil.
De Vlaamse dichter Guido Gezelle, die zo prachtig over de natuur kon schrijven, sprak als laatste: „Ik hoorde zo geirne de veugelkes schufelen (= fluiten).” En de grote Nederlandse rechtsgeleerde en schrijver Hugo de Groot moest erkennen: „Door veel te begrijpen, heb ik niets bereikt.”
Soms zijn laatste woorden opgetekend omdat ze zo curieus waren. De Spaanse kunstenaar Salvador Dali, beroemd vanwege de gesmolten horloges in zijn schilderijen, vroeg: „Waar is mijn klok?” Johann Wolfgang von Goethe, de grootste Duits dichter, vroeg om „meer licht!” aleer hij zijn laatste adem uitblies. De beroemde econoom John Maynard Keynes wist op zijn sterfbed niets beters te zeggen dan: „Ik had meer champagne moeten drinken.”
Niet zelden zijn laatste woorden in de annalen terechtgekomen omdat ze de moed en onverschrokkenheid van de overledene onderstrepen. Scheepscommandant Van Speyks laatste woorden zijn spreekwoordelijk geworden: „Dan liever de lucht in!” Hetzelfde geldt voor die van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt tegen zijn beul: „Maak het kort.” Minder bekend zijn de minachtende woorden van de Nederlandse verzetsstrijder Hannie Schaft, die in april 1945 werd gefusilleerd. Toen ze in eerste instantie werd geraakt door een schampschot zei ze: „Ik schiet beter.”
In bevindelijk gereformeerde kring wordt soms grote waarde gehecht aan iemands laatste woorden omdat ze iets zouden kunnen zeggen over diens geestelijke staat. „Heeft hij of zij nog iets gezegd?” is dan de vraag die in dat opzicht uitsluitsel moet geven. Eigenlijk is het een treurige vraag, omdat kennelijk uit het leven van de desbetreffende persoon niet is gebleken dat het einde goed was, ongeacht de woorden die hij op het sterfbed sprak.
Bovendien, de laatste woorden van slechts één Persoon doen er werkelijk toe: „Het is volbracht. Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.” Verzoenende laatste woorden.