Kerk & religie

Prof. Van de Beek: Schisma erger dan ketterij

Schisma is erger dan ketterij. Ketterijen dringen van buiten naar binnen, maken je resistent, maar verdwijnen na verloop van tijd weer. Het schisma verdeelt het lichaam van Christus. Het oor zegt zonder het oog te kunnen, het hoofd zonder de benen. Het ergste is dat een schisma altijd wederzijds is en men elkáár uitsluit.

Klaas van der Zwaag

5 April 2012 20:18Gewijzigd op 14 November 2020 20:21
Prof. Van de Beek. Foto RD, Anton Dommerholt
Prof. Van de Beek. Foto RD, Anton Dommerholt

Dat zegt prof. dr. A. van de Beek, emeritus hoogleraar symboliek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Recent verscheen zijn boek ”Lichaam en Geest van Christus”, een nieuw deel in de serie ”Spreken over God”. Eerder publiceerde de theoloog de delen ”Jezus Kurios”, ”De kring om de Messias” en ”God doet recht”.

In zijn ruim 500 bladzijden tellende publicatie gaat prof. Van de Beek vanuit de kerk van de eerste drie eeuwen, de vroege kerkvaders, in gesprek met de moderne theologie. Het is tijd om orde aan te brengen in de theologie, vindt hij. Er is een nieuwe reformatie nodig, nu niet tegen een onderdrukkend institutioneel systeem zoals in de zestiende eeuw, maar tegen „de vrijblijvendheid van de menigte van opinies.”

„Er is geen kerk meer en er is geen kerkelijke theologie meer”, zo kritiseert Van de Beek. „Er zijn alleen talloze mensen die iets met Jezus hebben en zich naar believen organiseren, en er zijn mensen, die er al dan niet voor geleerd hebben, die van alles over God of het goddelijke roepen. De remedie kan geen andere zijn dan die van de zestiende eeuw: terug naar de bronnen.”

Waarom zijn de kerkvaders zo belangrijk?

„Zij zijn na de Schrift de eerste bronnen van het christelijk geloof. Zij stonden het dichtst bij de apostelen, de directe getuigen van Jezus Christus. We moeten terug naar de Schrift, maar omdat iedere ketter en onderzoeker zijn eigen letter heeft, wordt de Schrift momenteel voor allerlei mogelijke leringen gebruikt. Daarom een terugkeer naar deze eerste bronnen.”

In uw boek bent u pessimistisch over de kerk. Ze is vergeven van de ketterijen, er wordt veel onzin verkocht vanaf de kansel, velen hebben een dunne Bijbel. De remedie is het Credo van Nicea-Constantinopel met de vier elementen: één, heilige, katholieke en apostolische kerk.

„Ja, het credo is een van de belangrijkste bewakingsinstrumenten om de kerk bij Christus te bewaren, naast de Schrift en het ambt. Maar ondanks alle kritiek op de kerk ben ik toch ook weer optimistisch, omdat ik de kerk in de lijn van de kerkvaders en Calvijn als een moeder zie. Anderen kunnen haar een gek mens vinden, ze is wel mijn moeder. Jezus Christus neemt intrek in déze kerk, wat voor een potje de mensen er ook van maken.”

Ketters horen niet in de kerk, zegt u. „Wie verkeerde dingen over Christus zegt, moet in de kerk zijn mond houden. Dat was zo in de vroege kerk en dat geldt nog steeds.” Behoort een predikant als Klaas Hendrikse tot deze categorie?

„Het is net als in de gezondheidszorg of in het onderwijs. Als er gekke dingen gebeuren, behoort de inspectie op te treden. Als er in de kerk onzin wordt verkocht, is in de ergste gevallen uitzetting nodig, voor de rest kan men volstaan met bijscholing. Het probleem in de PKN is dat er geen goed instrumentarium is voor de tucht, maar dat men alleen formeel redeneert: als de classis niets doet, kunnen wij ook niets doen. Ook in de andere kerken wordt tucht nauwelijks beoefend en als het wel gebeurt, gaat het over futiliteiten, zoals het aanbod van genade en de gaven van de Geest. Tucht mag alleen als er essentieel verkeerde dingen gezegd worden over God, Christus en de Geest. Wat ds. Hendrikse over God zegt, is nauwelijks erger dan de vele onzin die al jaren over de christologie is verkondigd. Hendrikse is alleen extreem en daardoor zo opvallend dat je gauw doorhebt dat dit niet in de kerk past.”

Toch noemt u de ijver voor de zuiverheid van het Woord een bron van schisma’s. Hoe het goede evenwicht te vinden?

„De Reformatie heeft aan de vier elementen van Nicea-Constantinopel twee kenmerken toegevoegd, de zuivere verkondiging van het Woord en de rechte bediening van de sacramenten. Maar wie bepaalt wat zuiver is? Dat kan alleen de gemeenschap van de kerk. Wat sinds de zestiende eeuw is gebeurd, is dat ieder individu zijn private mening als de meest gereformeerde ging zien en daarmee de ander uitsloot. Die lijn is door te trekken naar de tendens van deze tijd om zelf maar een gemeente te stichten als iets je niet bevalt, zonder enig besef van traditie van de kerk waarin je staat.”

Na een kerkscheuring staan de partijen als „mokkende echtlieden” tegenover elkaar, schrijft u, en niemand wil de eerste stap van verzoening doen, onvoorwaardelijk. Een te hoog gegrepen ideaal? Is bijvoorbeeld herstel van de breuk tussen de HHK en de PKN mogelijk?

„Zelden wordt een schisma weer hersteld. En als er verenigingen zijn ontstaan, komen ze niet tot stand vanuit het hart van het geloof, maar om bedrijfsmatige redenen. Dan is het eerder een vereniging uit liberale motieven. Echte hereniging is een geloofszaak, die kun je niet uitstellen, zoals je dat ook met bekering niet kunt doen. Partijen in de kerk na een scheuring willen hun eigen organisatie niet opgeven omdat die een deel van hun eigen identiteit is geworden. De scheuring van 2004 lijkt op het bekende verschijnsel in een gezin: waar twee vechten, hebben twee schuld. De PKN heeft in het verleden geen enkele moeite gedaan om de kwaliteit van de leer te bewaken, de HHK stak allerlei energie in de eigen organisatie, waarin zij zo buitengewoon succesvol was dat de PKN er jaloers op kan zijn. Maar wat is er terechtgekomen van het lichaam van Christus dat in de traditie van alle eeuwen staat?”

Deze interne twist verbleekt bij de grote kloof tussen Rome en Reformatie. U vindt dat de kerken van de Reformatie zich kunnen voegen bij het formele instituut Rome.

„Ja, ook Cyprianus had felle kritiek op de bisschop van Rome, maar beschouwde hem als een falende ambtsdrager en niet als een antichrist. In de derde eeuw werden hij en collega’s door Rome geëxcommuniceerd, maar ze accepteerden deze uitsluiting gewoon niet. Zo had Luther ook moeten doen. Hij was niet bang voor de paus, maar was wel bang dat de kerk niet bij Christus bewaard werd. De kerk hangt echter niet van mensen af. In feite was Luther een modern mens en ondernam hij actie. Bij Calvijn is dat veel minder. Hij zag er tot aan zijn dood tegen op om een afzonderlijke kerk op te bouwen of een landelijke synode te organiseren.

Ik ben inderdaad van mening dat de kerken van de Reformatie naar Rome zouden moeten terugkeren, omdat deze laatste de formele continuïteit heeft behouden. Maar dan volgens het principe uit de tijd van Augustinus: als een bisschop na uitsluiting terugkeerde naar de kerk, deed hij dat met de hele gemeenschap. Omgekeerd is het voor Rome erg lastig om zich te keren tot de veelsoortige protestantse kerken, maar zij zou in ieder geval de wettige ordinantie van de ambten van de Reformatie kunnen erkennen.”

Met de huidige pausen zouden er nooit 95 stellingen aan de slot­kapel in Wittenberg zijn geslagen, schrijft u. Is dat niet te optimistisch geredeneerd als we zien hoe orthodox-rooms Benedictus XVI feitelijk is?

„Ik denk dat protestanten en rooms-katholieken steeds dichter naar elkaar toegroeien omdat beide groepen steeds orthodoxer worden. De kloof tegenwoordig is niet tussen rooms-katholiek en protestants maar tussen orthodox en vrijzinnig. Als paus Leo XIII in de tijd van Luther door iemand als Benedictus XVI opgevolgd zou zijn, zou de kerk er heel anders uitgezien hebben. Dat neemt niet weg dat er allerlei bezwaren zijn tussen Rome en Reformatie, zoals het verplichte celibaat. Ik zie echter na het tweede Vaticaanse concilie een restauratiedenken opkomen dat ik, anders dan Hans Küng, positief waardeer. Er was in de jaren zeventig in rooms-katholieke kring een onkritische openheid van de kerk naar de wereld, maar na verloop van tijd werd die omgebogen naar het katholieke, apostolische geloof.”

De fout van de kerk is volgens u dat zij relevant voor de wereld wil zijn. Profetische of theocratische kritiek heet „imperialistisch” te zijn. Heeft de kerk geen taak in de wereld?

„Laat de kerk niets doen, maar zichzelf zijn, de plaats waar de eucharistie gevierd wordt als de gemeenschap van gelovigen. De wereld moet kerk worden, dat wil zeggen lichaam van Christus, maar je moet niet omgekeerd de kerk tot wereld maken. Het probleem van met name het koninkrijksdenken in kerk en theologie is dat de kerk als een instrument wordt gezien om de wereld te veranderen en te kerstenen. Dat heeft geleid tot een leegzuigen van de kerk. De secularisatie gaat immers onverminderd door. De nationale kerken die in Europa zijn ontstaan, hebben zich vereenzelvigd met macht en politiek. De winnaar zal de islam zijn, en dat zal de derde overwinning zijn, na die in de zevende eeuw en de tijd van de kruistochten.”

Evangelische gemeenten zijn volgens u „de vitaalste kerkelijke gemeenschappen”; toch zijn zij een weg uit de kerk in plaats van een weg naar de kerk.

„De evangelische beweging past precies in het moderne of liever gezegd postmoderne levensgevoel. Zij is door en door individualistisch. Als je problemen hebt met de kerk, kies je gewoon een gemeente die bij je past. De kerk wordt hier modern gezien als een vereniging. Dat geldt ook voor de charismatische beweging. Ik verwacht dat deze op den duur verdwijnt, omdat ze naadloos aansluit bij de moderne cultuur waaraan ze geen weerstand kan bieden. Dat zie je al bij een tweede of derde generatie.”

U zet hoog in met het ambt. Gezag impliceert hiërarchische verhoudingen, zowel in de staat als in de kerk. Men moet zelfs zeggen: bij uitstek in de kerk.

„Het ambt is de vertegenwoordiging van Christus om de kerk bij Christus te bewaren. Ambtsdragers zijn geen managers die een vereniging leiden, maar moeten met gezag spreken en niet beoordeeld worden op hun zogenaamde authenticiteit. Ik kies duidelijk voor een hoogkerkelijke ambtsopvatting. Dat er geen ketter uit de kerk gezet kan worden, komt doordat we geen bisschop hebben die dat besluit neemt.”

Het ambt is wezenlijk, toch maakt het volgens u niet uit of het door een vrouw of een homoseksueel wordt bekleed.

„Als we de Schrift lezen vanuit Christus valt alles op zijn plaats en is er geen onderscheid qua sekse, cultuur of ras. Het verzet tegen de vrouw in het ambt heeft te maken met het feit dat men de vrouw ten diepste als een seksueel wezen ziet, dat niet geschikt is voor het ambt, zoals voor de rooms-katholiek een priester in celibaat moet leven.”

Maar strijdt zo’n ambtsopvatting niet met het andere bewakings­instrument: de Schrift?

„Dan hangt het ervan af welke teksten men kiest en hoe men die vervolgens interpreteert. In het jodendom kan een ambtsdrager alleen iemand zijn die besneden is en daar hebben ze ook teksten voor. In de kerk lezen we vanuit de eenheid met Christus.”

Terug naar de Schrift, zegt u, maar geen onfeilbare Bijbel. U hebt er bezwaar tegen om het boek Jona of de slang in het paradijs per se historisch te willen duiden. Het is een rationalistisch pogen om de Bijbel kloppend te maken met huidige wetenschappelijke inzichten. Waarom?

„Ik sluit mij bij Origenes aan, die na al zijn Schriftstudie concludeerde dat de Bijbel ons verstand te boven gaat. De Schrift is er om de kerk bij Christus te bewaren, dat is primair. Zo las de Vroege Kerk het Oude Testament, als heenwijzend naar Christus. Of het boek Jona nu wel of niet historisch is, is irrelevant. De kern van het boek is: Wat zegt dit Bijbelboek over Christus? Je kunt honderd keer een historisch geloof hebben, maar dat is niet het echte geloof.

Ik denk dat de gereformeerde gezindte zich sinds de jaren zeventig in de luren heeft laten leggen door rationalistische neocalvinisten en fundamentalistische evangelicalen. Ik ben opgegroeid in de Gereformeerde Bond in Lunteren, maar heb nooit één uur problemen gehad met de evolutie. De schepping is zo groot, God gaat over al die miljarden lichtjaren en het immense heelal, hoe kunnen wij daarvan een kloppend systeem maken? Je kunt dat van de Bijbel alleen maken als je van tevoren met dat systeem de Bijbel tegemoet treedt.”

Rode draad van uw boek is de viering van de eucharistie. Liefst elke dag zelfs…

„We kunnen niet zonder de gemeenschap met Christus, laat het even in het midden of dat ’s morgens of ’s avonds is. Men kan uren op internet zitten of voor de buis doorbrengen, waarom zou men die niet besteden aan studie van de Schrift of het zitten aan Zijn tafel? Dat is de kern van het christelijk leven: de eucharistie als geneesmiddel voor het eeuwige leven. Dat doe je als gemeente. Tegenwoordig moet alles open zijn, ook aan de avondmaalstafel. De eucharistie is een geheimenis. Natuurlijk is het fijn om regelmatig gasten in het gezin voor de maaltijd uit te nodigen, maar je moet er niet aan denken dat iedere avond te hebben – en de tafel van Christus is een dieper geheimenis dan de tafel thuis. De kerk die als gezin bij elkaar komt onder de tekenen van brood en wijn, dat is het wezen van de kerk en die gemeenschap zal ook door de wereld opgemerkt worden.”

Mede n.a.v. ”Lichaam en Geest van Christus. De theologie van de kerk en de Heilige Geest”; prof. dr. A. van de Beek; uitg. Meinema, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 211 43101; 560 blz.; € 34,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer