Stijlvolle eenvoud kenmerkt Klaaswaals kerkje
Een kerk is geen tempel. Maar ook geen woonhuis. M. A. Ros uit Klaaswaal: „Stijlvolle eenvoud, dat is wat een protestants kerkgebouw moet uitstralen.” Dat dóét de Rehobothkerk van de gereformeerde gemeente van Klaaswaal volgens de architect dan ook.
Het was ds. M. Blok die, op 30 januari 1953, de eerste steen legde voor het bedehuis. Groot werd het gebouw niet. Dat was ook niet nodig. Maar de gemeente groeide. In de jaren tachtig moest extra zaalruimte worden gerealiseerd. Geleidelijk aan werd ook de kerkzaal -met 340 zitplaatsen- te klein. Uitbreiding bleek noodzakelijk.
De opdracht voor het ontwerp van een compleet nieuwe kerkzaal, met ruimte voor zo’n 520 personen, werd gegund aan het Nieuw-Beijerlandse architectenbureau Roos en Ros. Aan twee eisen moest de kerkzaal in elk geval voldoen: er diende zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van bestaande elementen en het ontwerp moest passen bij de gemeente. „En die was gehecht aan het kerkje uit 1953”, zegt Ros, zelf lid van de gemeente.
Hij loopt de kerkruimte in. Drie schepen met rijen licht eikenhouten banken. Witte muren. Voorin de preekstoel; daarboven het orgel. „Vroeger stond de kansel aan de andere kant, evenals het orgel”, zegt hij. „Bewust heb ik ervoor gekozen de preekstoel dáár neer te zetten en de ingang naar deze kant te verplaatsen. Ik vind dat de mensen van achteren binnen moeten komen; dat leidt het minst af. En nu hebben ze ook meteen zicht op de kansel.”
Het Woord, daar draait het om in een protestantse kerk. „De kansel neemt in al mijn ontwerpen een centrale positie in. En dan bedoel ik écht centraal. Dus niet: een schitterend glas-in-loodraam in het midden, en de preekstoel links of rechts daarvan. Nee, het Woord centraal.”
En dan ook zo dat iedere kerkganger dat Woord kan hóren en de predikant of ambtsdrager kan zíén. Ros: „Om die reden loopt de vloer hier licht schuin af en is de afstand van de achterste bank tot de preekstoel niet langer dan 22 meter. Dat geldt voor deze kerk, maar ook voor de veel grotere van de gereformeerde gemeente van Tricht-Geldermalsen. Ook daar staat de verste bank niet verder dan 22 meter van de kansel.”
Verborgen symboliek komt in zijn ontwerpen niet voor, zegt hij. „Het leidt alleen maar af van dat ene: het Woord.”
Het orgel in de Rehobothkerk, gesitueerd boven de preekstoel, had Ros liever achterin gehouden. „Maar daar is nu ruimte gereserveerd voor een eventuele galerij.” ’t Is een klein orgel, ooit gebouwd door orgelbouwer Nijsse. Ook dat paste hij aan. De donkerbruine kleur verving hij door wit, overbodige toevoegingen haalde hij weg en de kast sierde hij op met bekroningen. Nijsse zorgde voor het binnenwerk.
Boven het orgel een rond, gekleurd raam, meegenomen uit de oorspronkelijke kerkzaal. Het toont de gelijkenis van de Parel van grote waarde.
Nog een bijzonderheid: de ruimte die de kansel biedt om bijbels, psalmboeken en briefjes neer te leggen. „Dat heeft onze dominee ook wel nodig”, zegt de ontwerper. Het doopvont is kunstzinnig, van glas - een creatie van kunstenaar Theo Verhoef uit Mijnsheerenland. Het hele gebouw is voor rolstoelgebruikers toegankelijk.
Gordijnen ontbeert het kerkje. „Ik heb geprobeerd de kozijnen zó te plaatsen dat de lichtval zo effectief mogelijk wordt gebruikt.” Wordt de zon -ter rechterzijde- te fel, dan is een druk op de knop voldoende om de zonneschermen naar beneden te doen glijden.
Ook de consistorie is nieuw; een ruimte waar menige kerkenraad jaloers op zal zijn. Vier dubbele glas-in-loodramen, alle afkomstig uit de oude kerk, zorgen voor een speelse lichtval. Een schilderij van Arie van der Spek completeert het geheel. De voorstelling verwijst, aldus een toelichtend schrijven, naar de naam ”Rehoboth” en naar ”bouwen”.
Ros is ingenomen met ’zijn’ kerk. Is er niets dat hij achteraf liever anders had gezien? „Sommige dingen kun je op verschillende manieren goed doen.”
Qua omvang is dit bedehuis ideaal, vindt hij. „Ik ben nu bezig met het ontwerp van een gereformeerde kerk vrijgemaakt in Lelystad. Daar werd de eis gesteld dat een kerk niet groter mag zijn dan zo’n 500 zitplaatsen. Anders, zeggen ze, kan er van gemeentezijn nauwelijks nog sprake zijn. Ik ben het daarmee eens, vind ook dat er op de manier van kerkbouw in de gereformeerde gezindte best iets aan te merken valt. Kolossale, steeds grotere kerken: ik zou daarover best eens een discussie op gang willen brengen.”
En als een bouwcommissie zo’n kerk toch van hem verlangt? „Natuurlijk heb ik daar dan mee te maken. Toch zou ik kritische vragen stellen: Kan dit nu écht de bedoeling zijn?”
Ruim 1,3 miljoen euro kostte de uitbreiding van de Klaaswaalse kerk. „En zonder de hulp van talloze vrijwilligers was dat bedrag nog een stuk hoger geweest.” Hij wijst op een straatnaambordje op de parkeerplaats: ”Chris van der Lindenplein”. De naam van de koster, die „dag en nacht werkte” tijdens de bouw. „Zal-ie wel niet leuk vinden als ik hem noem, maar ik doe het toch. Want zulke mensen zijn goud waard.”