Deetman: Geen reputaties beschermd
DEN HAAG – De commissie-Deetman, die onderzoek deed naar het misbruikschandaal in de Rooms-Katholieke Kerk, heeft op geen enkele manier geprobeerd de reputatie van Rooms-Katholieke bestuurders te beschermen.
Dat verklaarde Deetman vanmorgen in de Tweede Kamer in reactie op recente publicaties in NRC Handelsblad.
Daarin werd de suggestie gewekt dat de commissie feiten zou hebben verzwegen over oud-premier V. Marijnen, voor zijn premierschap bestuursvoorzitter van het roomse St. Vincentiusgesticht in Harreveld. In die hoedanigheid zou Marijnen gratie hebben willen bepleiten voor broeders uit het gesticht die waren veroordeeld voor seksueel misbruik.
De commissie zou verder laks zijn geweest om een melding uit te zoeken over een oud-bewoner van het gesticht, die aangifte deed van het misbruik en daarop tegen zijn zin werd gecastreerd in een roomse, psychiatrische inrichting. Aanwijzingen voor een gratieverzoek zijn niet aangetroffen in de archieven van de broeders die leiding gaven aan het gesticht, aldus Deetman vanochtend. Hij wees verder op de aanbeveling in het eindrapport om nader onderzoek te doen naar castraties, maar dan door historici en tegen de achtergrond van de toentertijd gangbare, medische opvattingen.
In een vervolgdebat moet blijken of een Kamermeerderheid na deze uitleg het vertrouwen behoudt in Deetman.
In een nadere toelichting op de publicaties in NRC Handelsblad stelde redacteur J. Dohmen dat hij nooit is uitgeweest op het aantasten van de integriteit van de commissie Deetman. Dohmen blijft bij zijn kritiek dat de commissie de melding over de castratie onvoldoende voortvarend heeft opgepakt. Dat deze melding buiten het domein van de commssie viel, vindt hij geen argument. „Dat betreft een beperking die de commissie zichzelf heeft opgelegd.” Gebrek aan medisch-historische expertise vindt Dohmen ook een dubieus argument. „Toen de commissie stuitte op een raadselachtig hoog aantal sterfgevallen in een gesticht in Heel is dat wel direct gemeld bij het openbaar ministerie. Ik begrijp niet waarom de castratiekwestie in het eindrapport niet op zijn minst is genoemd.”
De manier waarop de commissie conclusies trekt over de castratiezaak is in bepaalde opzichten ook slordig te noemen, aldus Dohmen. In een notitie stelt de commissie dat de oud-bewoner van het St. Vincentiusgesticht ten overstaan van vier getuigen zou hebben ingestemd met de castratie. Volgens Dohmen is dat geen vaststaand gegeven. Er zijn notulen bewaard gebleven, waarin de directeur van de instelling waar de castratie plaatsvond, bevestigt dat de oud-bewoner de castratieaanvraag niet schriftelijk heeft ondertekend. Vervolgens voert hij ter verdediging aan dat er wel vier getuigen zijn, maar onduidelijk is of dat klopt, aldus Dohmen.
De redacteur blijft volhouden dat nader onderzoek is geboden naar de rol die katholieke politici hebben gespeeld bij toedekken van het misbruikschandaal in de Rooms-Katholieke Kerk.