Drukte in de Stille Week
Van liturgische gebruiken moeten calvinisten in het algemeen weinig hebben. Stel het Woord centraal! Maar dat heeft wel een keerzijde. Soms is het goed even over de reformatorische kerkmuren heen te kijken.
We leven in de lijdenstijd. Zeven weken staat de christelijke kerk stil bij het lijden van de Heere Jezus Christus. Vanouds was het gebruik om op elk van de lijdenszondagen aandacht te geven aan de profetieën van het Oude Testament waarin gesproken werd over de lijdensweg die de Messias zou moeten gaan; of werden de voorzeggingen van de Heiland Zelf bepreekt. Zo wordt jaar op jaar de christelijke kerk stilgezet bij de zware, voor mensen ondraaglijke en onbegrepen gang die de Verlosser moest gaan om zondaren te bevrijden.
Waarom deze periode juist zeven zondagen moest bevatten, terwijl er maar vier adventszondagen zijn, is een vraag die nooit helemaal afdoende is beantwoord. Het gebruik is zo gegroeid. De gedachte dat het getal van zeven gekozen is omdat er ook zeven kruiswoorden zijn, is aardig, maar nimmer echt onderbouwd. Evenmin overtuigend is de suggestie dat er vier adventszondagen zijn omdat er vier evangelieboeken zijn.
Eigenlijk weet niemand het. Maar duidelijk is wel dat het in de lijn van de evangeliën ligt om meer aandacht aan het lijden te geven dan aan de geboorte van de Heere Jezus. Natuurlijk is het kerstgebeuren van grote betekenis. Het is een onbegrijpelijk wonder dat de Zoon van God naar de aarde wilde komen om mensen te redden.
Maar nog meer centraal stellen de evangelisten de lijdensgeschiedenis. Vergelijk alleen maar het aantal hoofdstukken in het Nieuwe Testament dat gaat over de nederige geboorte van de Heere Jezus met dat waarin het gaat over Zijn lijden. Er is dus een goede reden dat de kerk uitgebreider stilstaat bij de kruisgeschiedenis dan bij de geboorte.
Min of meer samenvallend met de lijdenstijd was de periode waarin al vanaf de Vroege Kerk werd gevast. Bedoeling daarvan was dat door middel van vasten, bidden en boetedoening de gemeente zich zou voorbereiden op het feest van de opstanding. Langzamerhand werd deze vastentijd vastgesteld op veertig dagen, waarbij de zondagen –waarop niet werd gevast– uitvielen.
Binnen de rooms-katholieke traditie begint deze veertigdagentijd met Aswoensdag. Dat is de woensdag na carnaval waarop mensen naar de kerk gaan om het zogenaam askruisje op hun voorhoofd te laten tekenen. Als de priester dat aanbrengt, zegt hij doorgaans tegen iedere gelovige afzonderlijk: „Memento, homo, quod pulvis es, et in pulverem reverteris” („Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren”). Deze tekst is gebaseerd op het vonnis dat God na de zondeval over de mensheid uitsprak (Genesis 3:19).
De tussenliggende zondagen van deze zeven weken, waarop dus wel mag worden gegeten, hebben in de rooms-katholieke traditie elk hun eigen thema. Ze worden genoemd naar de aanvangswoorden van het begin van de mis die op die specifieke zondag wordt opgedragen.
De kerken van de Reformatie, zeker die van calvinistische signatuur, hebben de kerkelijke kalender wel gehandhaafd, maar ontdaan van allerlei roomse gebruiken. Zo staat niet precies vast welk gedeelte van de lijdensprofetie op een bepaalde zondag aan de orde moet komen.
Evenzo hebben de protestanten min of meer gebroken met de gewoonte om in de veertig dagen te vasten. De prediking staat centraal. Daar gaat het om in de reformatorische eredienst.
Zo besloot de kerkenraad van Dordrecht in 1579 „dat men toekomende dynsdagh het lijden des Heeren zal beginnen en voort ten eynde ontvouwen (…) ende oock continueren des sondaeghs – en zal nu sondagh verkondigt worden; sal geschieden uyt den Evangelist Lucas.”
Om toch enige orde in de prediking in de lijdensweken te krijgen gaf ds. Gosewin Buytendyck uit Dordrecht in 1635 een ”Harmonie van het lijden Jesu Christi” uit. Daarin bood hij een orde van teksten ter behandeling in de lijdenstijd aan. Daarbij moet worden bedacht dat het toentertijd op veel plaatsen gewoonte was om dagelijks een kerkdienst te houden.
Dagelijks naar de kerk. Daar komen wij met onze drukke, overvolle agenda’s al lang niet meer aan toen. Gemeenten waar van tijd tot tijd één weekdienst wordt belegd, weten daarvan mee te praten. Kerkenraden zijn al blij als de kerk dan voor een derde is gevuld. „Ik heb gepreekt voor weinig mensen en veel lege banken”, merkte nog niet zo lang geleden een predikant ironisch op na een preek op woensdagavond.
Toch is het wel schrijnend dat de meeste kerkmensen nauwelijks tijd hebben voor de meest wezenlijke dingen van het leven. Komende week wordt de Stille Week genoemd. Ook dat begrip had tientallen jaren lang weinig aandacht binnen protestantse kerken, afgezien van enkele denominaties die zich sterk maakten voor liturgische vernieuwingen. Die aandacht is de laatste vijftien jaar binnen de reformatorische kerken weer toegenomen.
Het begrip is dus inmiddels weer bekend. Maar de invulling? Hoeveel vergaderingen, ook van kerkelijke verenigingen en instanties, gaan de komende week gewoon door. Drukte in de Stille Week. Geen tijd dus voor overdenking van het „dierbaar lijden en sterven” van de Heere Jezus.
Misschien toch niet zo’n vreemde gedachte om voortaan in die week de agenda’s, zeker die van de avonden, schoon te vegen om dagelijks samen te komen rondom het Woord? Ter overdenking van het Kruisevangelie, om zo Christus’ lijden recht te leren betrachten. Lijkt rooms, maar is Bijbels.
De auteur is hoofdredacteur van deze krant. Reageren? goedbekeken@refdag.nl