„Het woord kanker is heel beladen”
Dagelijks wordt Nienke van den Broek (40) uit Ermelo met kankerpatiënten geconfronteerd. Ze werkt als coördinerend oncologieverpleegkundige in het ziekenhuis St Jansdal in Harderwijk. „Ik beteken graag iets voor kwetsbaren.”
Het woord kanker is heel beladen. Mensen die horen dat ze deze ziekte hebben, worden onzeker en raken de greep op de werkelijkheid kwijt. Ze willen weten hoe ze ervoor staan en wat hun nog wacht. Het is waardevol om er op zulke momenten voor hen te zijn.
Ik werk vooral op de polikliniek en daarnaast op een afdeling waar chemokuren worden gegeven. Als oncologieverpleegkundige zit ik bij het slechtnieuwsgesprek dat een arts houdt en vang hierna de patiënt en de familie op. Ik luister, neem nog eens rustig door wat een dokter heeft gezegd en geef uitleg. Een toelichting op de behandeling volgt meestal op een later tijdstip. Patiënten kunnen mij vijf dagen per week bellen als ze met vragen zitten of hun verhaal even kwijt willen. Ik probeer mij elke keer weer in te leven hoe het is om een ernstige boodschap te krijgen en dan verder te moeten. Ik bewonder kankerpatiënten die 24 uur per dag met hun ziekte worden geconfronteerd, terwijl ik ’s middags om vijf uur de ziekenhuisdeur achter mij dichttrek.
Kortgeleden keek ik een lijst door van mensen die ik in één jaar tijd had gesproken. Ten minste een derde van hen bleek inmiddels overleden. Daar schrok ik van, terwijl ik toch altijd bewust probeer om niet door te hollen en bij het overlijden van een patiënt stil te staan. De confrontatie met de gebrokenheid van het leven werkt relativerend. Daardoor valt het mij op als mensen zich heel druk maken om kleine dingen.
De sfeer op de polikliniek en op de afdeling is niet somber. Verpleegkundigen lopen niet in mineur rond. Ook patiënten proberen er het beste van te maken. Of het lastig is eerlijk te zijn als mensen hun situatie niet goed inschatten? Ik voel mij niet geroepen hun in een eerste gesprek alle hoop te ontnemen. Laat ze eerst maar tot zichzelf komen. Op een later moment ga ik zo nodig de confrontatie aan. Dat doe ik als mensen niet willen inzien dat ze gaan sterven, terwijl het voor henzelf, hun partner en hun kinderen goed is zich daarop voor te bereiden. Soms is er ruimte om de Bijbelse boodschap te laten horen als mensen christen zijn of mij vragen of ik gelovig ben. Hoewel het niet mijn taak is het Evangelie te brengen, vind ik het erg moeilijk als er geen mogelijkheid komt om zo’n gesprek aan te gaan.
Af en toe kan ik situaties moeilijk loslaten en neem ik patiënten in gedachten mee naar huis. Toch moet dat niet te vaak gebeuren. Op mijn werk help ik zieken hun last te torsen, maar thuis moet dat over zijn om het vol te kunnen houden. Mijn baan is soms zwaar, maar de dankbaarheid dat ik dit mooie werk mag doen overheerst.