COGG-secretaris bepleit échte ontmoeting
Drs. I. A. Kole had altijd al veel belangstelling „voor het goede in de kerk, ook buiten mijn eigen Gereformeerde Gemeenten.” Als jongen op de kweekschool in Middelburg sprak hij leeftijdgenoten uit allerlei kerken. „De verdeeldheid deed me toen al pijn.” De nieuwe voortrekker van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) wil graag dat in dit platform de gereformeerde gezindte tot een onderlinge ontmoeting komt. „Dan kunnen de karikaturen die er van elkaar bestaan, worden afgebroken. Ook de vertekende beeldvorming die over mijn kerk bestaat.”
Kole, directielid van de Driestar en ouderling van de Berkenwoudse gereformeerde gemeente, is bijna aan het eind van zijn loopbaan in het onderwijs. De advertentie waarin het COGG om een nieuwe voorlichter vroeg, sprak hem aan. „Ik zag het als een uitdaging en belde de secretaris, ds. C. Blenk. Ondertussen begon het duidelijk te worden dat het COGG voor een mijlpaal stond. De Gereformeerde Kerken stonden op het punt een afscheidsbrief te krijgen omdat ze de leer van Den Heyer en Kuitert op katheder en kansel bleven dulden. Er lag nu een mogelijke taak voor me. Ik schreef een brief en het eind van het liedje was dat men, omdat ds. Blenk al heel lang secretaris was, mij op die post benoemde, uitgebreid met voorlichting.
Alles raakte in een stroomversnelling. De vrijgemaakten keken opeens positiever naar het COGG nu de Gereformeerde Kerken weg waren. En in mijn eigen kerken zocht de laatstgehouden synode, die deze maand wordt vervolgd, verdere openingen naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de oud gereformeerden. Als er oprecht over en weer gesprek gezocht wordt, kan daar een positief getuigenis van uitgaan. Maar dan moeten we ook breed kijken, denk ik. Dat was een extra stimulans om mij in te zetten voor het COGG. Uiteindelijk is dat het enige platform waar men elkaar kan ontmoeten op dit niveau. Overigens ben ik ook zeer geporteerd van de Haamstede-conferentie, waar veel geestelijke herkenning over kerkmuren heen is en waar een grote openheid heerst.
U bent nogal optimistisch over het COGG nu de gereformeerden eruit zijn. Maar daarin participeren nog steeds de Nederlands gereformeerden, bij wie de vrouw op de kansel wordt gedoogd en waar ook vrouwelijke ambtsdragers zijn. Is het dan realistisch veel van dat platform te verwachten?
„Dit is mijn eerste interview als nieuwe COGG-secretaris. Ik heb de dossiers nog niet goed ingezien. Er blijft wellicht een stuk spanning aanwezig. Er is wel een consensus over de visie op de kerk. Maar de interne discussie zal zeker ook gaan over de praktijk van het gemeenteleven. Inderdaad, met de Nederlands gereformeerden erbij is de variatie groot. Maar binnen het COGG moet een kritische bevraging van elkaar mogelijk zijn. Dat kan gaan in de richting van afstemming, erkenning of afwijzing van het andere standpunt. Ik zag wel met een vluchtige blik in de stukken dat er elke vergadering ook een inhoudelijke discussie plaatsheeft. Dat moet ook.”
Nu de gereformeerden er officieel uit zijn, is het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB) als modaliteit uit die kerk in het COGG gekomen. Maar in die kring wordt toch het gereformeerde rapport ”God met ons”, over de aard van het schriftgezag, onderschreven? Biedt dat nu echt zo veel basis om tot echte geestelijke eenheid te komen?
„Ik weet inderdaad hoe, globaal genomen, de ligging van hen is. Dat de gereformeerden uit het COGG zijn, wil niet zeggen dat het CGB -hoewel staande op de grondslag van Schrift en belijdenis- niet heel divers is. Het is de vraag in hoeverre men ook binnen dat beraad ingezien heeft wat de gevolgen van dat geruchtmakende rapport waren voor het schriftgezag. In de praktijk van het COGG zal ik moeten ontdekken wat de grenzen en mogelijkheden zijn.”
In een vraaggesprek met het Nederlands Dagblad (ND) hebt u zich recent nogal kritisch uitgelaten over bepaalde ontwikkelingen in uw eigen gemeenten. U sprak over kerkelijke spraakmakers en suggereerde dat mogelijk een soort gereformeerde bond in uw gemeenten nodig zou kunnen zijn om tot een gesprek te komen. Een oproep aan uw gemeenten mee te doen met het COGG lijkt met deze uitspraken niet écht krachtig te worden versterkt?
„Het ging mij erom aandacht te vragen voor de wijze van omgaan met elkaar. Het spijt me als ik betrokkenen beledigd of onheus bejegend zou hebben en neem de gewraakte aanduiding graag terug. Hetzelfde geldt de opmerkingen over de vorming van een groep in de kerk om met elkaar in gesprek te kunnen komen. Daar zit de bedoeling tot scheurmakerij niet achter. Ik wilde juist oproepen om verdeeldheid te voorkomen. Liggingsverschillen zijn er altijd geweest. Die zullen ook blijven. Dat kan zelfs corrigerend en aanvullend werken. Dan moet er wel wederzijds vertrouwen zijn en het gesprek met elkaar gezocht worden. Anders treedt er innerlijke vervreemding en verwijdering op.
Wat ik inhoudelijk wilde zeggen, daarvan hoop ik dat het op de plaatsen waar dat thuishoort, doorgesproken wordt. Zodoende kunnen we tot een goed gesprek komen, zodat we met de gaven die de Heere ons geeft en de plaats die we in de kerk mogen innemen elkaar tot een hand en voet zijn.”
De gereformeerd vrijgemaakten voelen wel meer voor het COGG nu de gereformeerden eruit zijn. Maar zij vinden het niet acceptabel als er mensen, zoals u dat ook doet, op persoonlijke titel deelnemen. U stapt direct op -als dat nodig zou zijn- om hen binnen te halen? Of als uw gemeenten officieel willen participeren?
„De vrijgemaakte deputaten oriënteren zich. Daar zijn ontwikkelingen gaande. Ik denk aan hun toenadering tot de christelijke gereformeerden over de toe-eigening van het heil. Ze hebben gelijk als ze bezwaar aantekenen tegen een COGG dat louter uit individuen zou bestaan. Volgende week heeft het COGG een gesprek met hen. De christelijke gereformeerden doen officieel mee, zoals ook de Gereformeerde Bond en de Confessionele Vereniging.
Ik hoop dat onze Gereformeerde Gemeenten belangstelling gaan tonen. Dan trek ik me graag terug. En ik zou het vervolgens niet erg vinden als ik gevraagd zou worden in een eventueel hiervoor te vormen deputaatschap.”