Onafhankelijkheid rijksrecherche klein
De rijksrecherche wordt soms beperkt in haar mogelijkheden om een goed en onafhankelijk onderzoek te doen naar schietincidenten waarbij politiemensen zijn betrokken. „We kunnen niet precies aangeven om hoeveel gevallen het gaat”, zei een woordvoerder van de rijksrecherche vrijdag.
Uit een onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam is gebleken dat er het nodige te verbeteren valt aan de vlotte alarmering van deze speciale dienst bij een dergelijk schietincident. Ook ontbreekt het nog aan bewegingsvrijheid voor de rijksrecherche om de eigen onafhankelijkheid te garanderen, concluderen de opstellers van het onderzoek.
De rijksrecherche onderzocht in 2001 en vorig jaar 22 schietincidenten. Bij twintig gevallen raakten mensen gewond. In beide jaren waren dat één dodelijk schietincident en negen voorvallen met elk één gewonde. De afgelopen 25 jaar vielen er per jaar gemiddeld ongeveer drie doden door politiekogels en dertien gewonden.
Om een onderzoek goed en onafhankelijk uit te voeren is het voor de rijksrecherche van belang om de ondersteunende diensten, zoals de technische recherche, zelf aan te sturen. Daarom moet de dienst zo snel mogelijk worden gealarmeerd om na een schietincident zo snel mogelijk op de plaats van de gebeurtenis te komen. Aan die alarmering schort het volgens de rijksrecherche nog wel eens. Ze wordt vaak pas uren, in sommige gevallen pas na dagen en een enkele keer zelfs pas na weken ingeschakeld. Dan is de afzetting van de plaats van het incident al opgeheven en is er aan het technisch onderzoek nauwelijks meer iets aan of bij te sturen.
De dienst beschikt niet over eigen ondersteunende diensten, zoals een technische recherche. Voor een dergelijke ondersteuning is deze dienst afhankelijk van de politieorganisatie zelf.
De meerwaarde van de speciale politiedienst is juist diens onafhankelijkheid in dit soort gevoelige onderzoeken waarbij de politie zelf is betrokken, meent de rijksrecherche. En die wordt in de praktijk wel eens aangetast.