Kosten jonge gevangene stijgen fors
DEN HAAG – Hoewel sinds 2007 de detentie en behandeling in jeugdgevangenissen is verbeterd, zijn de kosten per jeugdige delinquent met 83 procent gestegen naar 563 euro per dag, exclusief de kosten van onderwijs en jeugdreclassering.
Dat blijkt uit een rapport over de kwaliteit van jeugdinrichtingen dat de Algemene Rekenkamer donderdag heeft gepresenteerd.
Tegenover de gestegen kosten per jeugdige staan dalende totaalkosten. In 2007 gaf de rijksoverheid 320 miljoen euro uit aan justitiële jeugdinstellingen, dit jaar zal dat 272 miljoen euro zijn. Die daling is vooral een gevolg van de sinds 2005 dalende jeugdcriminaliteit. Justitie heeft intussen het aantal justitiële jeugdinrichtingen van veertien naar tien teruggebracht, het aantal behandelplaatsen is meer dan gehalveerd tot 1244 en zal nog verder worden beperkt tot 950.
Jeugdige delinquenten krijgen steeds vaker een andere sanctie dan opsluiting opgelegd. Sinds 2010 worden veroordeelden en jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bovendien in verschillende instellingen ondergebracht.
Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt verder dat de detentie en de behandeling van veroordeelde jongeren in justitiële jeugdinrichtingen is verbeterd ten opzichte van 2007.
Zo zijn wet- en regelgeving aangepast en worden criminele jeugdigen in de justitiële inrichtingen intussen volgens een plan begeleid, van het moment dat zij op last van de rechter in zo’n inrichting geplaatst worden tot en met hun terugkeer in de maatschappij. Ook jeugdreclassering en gemeenten worden hierbij vroegtijdig betrokken.
Bovendien staan er momenteel geen justitiële jeugdinrichtingen meer onder verscherpt toezicht van de Inspectie Jeugdzorg, zoals in 2007 nog wel het geval was. De kwaliteitsverbetering is echter kwetsbaar, waarschuwt de Rekenkamer.
Zo kunnen er kunnen minder specialistische behandelingen uitgevoerd worden door de aangepaste schaalgrootte van de jeugdinrichtingen.
Bovendien blijkt, zo stellen de onderzoekers, dat staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie nog steeds geen zicht heeft op wat het effect van alle inspanningen is. Er is geen methode ontwikkeld om dit te meten.
De Rekenkamer beveelt Teeven aan nog dit jaar na te gaan of de justitiële jeugdinrichtingen de afgesproken prestaties leveren. Daarnaast bepleit hok de invoering van een einddiagnose van elke jongere die een justitiële jeugdinrichting verlaat. Zo kan worden vastgesteld welke vorderingen hij of zij heeft gemaakt voor de terugkeer in de maatschappij. Bovendien zal dan duidelijk worden wat het verblijf en de behandeling gekost hebben.