Nederigheid
Er zijn zondaren die zich verbeelden niet nederig of boetvaardig genoeg te zijn, daar zulks in dit leven nooit recht volmaakt zal zijn. Petrus wilde zich al te veel vernederen toen hij tot Christus zei: „Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid.” Dit behaagde de Heere Jezus niet. De nederigheid van de Kananese vrouw, dat zij zich onder de hondekens wilde stellen, behaagde Hem wel, maar het vertrouwen op Zijn genade behaagde Hem nog veel meer.De mens die uit nederigheid de helse benauwdheid wenst te ondervinden, doch alleen om zich recht voor God te verootmoedigen en Hem volkomen de eer te geven, is niet op de rechte weg om genade te ontvangen. Hij is veel meer op de weg om zich in vertwijfeling en wanhoop te storten. Het is een verkeerde leer wanneer men meent zich eerst te kunnen bekeren, alvorens men door God gerechtvaardigd wordt, door Zijn genade. Men moet eerst genade ontvangen en daarna kan men zich bekeren. Want anders zou het zo zijn dat men genodigd wordt tot het grote avondmaal indien men zelf zijn eten wil meebrengen. Er wordt echter gezegd: „Komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.”
Er is geen beter middel om de genade van God te ontvangen dan de ware nederigheid, want nederigen geeft Hij genade.
Joh. Lod. Langhans, hofprediker in de Pfalz (Davids boetvaardigheid, 1725)