Commentaar: Gelukkig hebben we ook na kwestie-Brinkman het staatsrecht nog
We beleven chaotische tijden. Net nu VVD, CDA en PVV zich voor minimaal drie weken in het Catshuis hebben verschanst om Nederland te gaan trakteren op weer een zwaar pakket aan bezuinigingen –waarbij het allerminst zeker is of de drie partijen eruit komen–, net op dat moment trekt het dissidente Kamerlid Brinkman de deur van de PVV-fractiekamer met een klap achter zich dicht.
Die klap dreunde gisteren op het Binnenhof de hele dag na. De linkse oppositiepartijen roken hun kans. In kleurrijke bewoordingen schilderden zij hoe wankel de positie van Rutte en de zijnen nu is geworden. In 2010 gestart met de meest minimale meerderheid die je maar bedenken kunt, moet de coalitie van VVD en CDA de steun voor haar beleid uit steeds meer hoeken en gaten bijeensprokkelen.
D66-leider Pechtold had er zichtbaar plezier in het op te sommen: twee dissidente CDA-Kamerleden, een echte gedoogpartner (PVV) en een pseudogedoogpartner (SGP), en dan nu ook nog eens het onafhankelijke Kamerlid Brinkman. Zó, met zo’n „plakbandcoalitie”, kun je toch niet regeren? Zo kunnen we toch niet meer spreken van een stabiel landsbestuur? Terwijl stabiliteit en breed gedragen beleid juist nu, in een tijd van zware economische crisis, zozeer vereist zijn.
Partijen als PvdA en SP waren er daarom gisteren snel klaar mee. Op alle onzekerheid en verwarring en op de wankele positie van dit kabinet past maar één antwoord: nieuwe verkiezingen.
Bezien vanuit hun eigen invalshoek en belang valt die stellingname te begrijpen. Maar een beetje vreemd is hij wel. Jarenlang klaagden politieke partijen, journalisten en politicologen over in beton gegoten regeerakkoorden en over zulke royale coalitiemeerderheden dat er voor kleinere fracties geen eer aan te behalen viel. Nu is er een krappe meerderheid die de oppositie af en toe ruimte biedt om mee te praten, en is het weer niet goed.
Een niet-coalitiepartij die zich van deze tegenstrijdigheid goed bewust is, is de ChristenUnie. Slob koos daarom in het debat van gisteren zijn eigen weg. Geen pleidooi voor nieuwe verkiezingen, maar een terechte oproep aan Rutte en de zijnen om vanaf nu echt werk te maken van een dualistische werkwijze en de oppositie werkelijk een uitgestoken hand te bieden. Dat is tenminste constructief.
Van het pleidooi van PvdA en SP voor nieuwe verkiezingen, die geen enkele garantie bieden op een beter en stabieler kabinet maar wel leiden tot maandenlange stilstand in het landsbestuur, kan dat onmogelijk gezegd worden.
De conclusie na alle politieke reuring van gisteren mag daarom wel luiden dat het goed is dat we in Nederland tenminste nog het houvast hebben van het staatsrecht. Dat zit soms verrukkelijk eenvoudig in elkaar: kabinetten hebben het vertrouwen van de Tweede Kamer totdat het tegendeel blijkt.
Dat tegendeel bleek gisteren niet. Het zóú de komende weken wel kunnen gaan blijken. Wellicht dat nieuwe verkiezingen, hoe nadelig ook, dán onvermijdelijk zijn.
Maar dat moeten we afwachten.Geduld is, ook voor politici, nog altijd een schone zaak.