SGP van getuigenispartij naar steunpilaar voor de rechtse kerk
De SGP heeft een metamorfose ondergaan, constateert Ewout Klei. Van een in zichzelf gekeerde getuigenispartij heeft ze zich ontwikkeld tot een naar buiten toe tredende christelijk conservatieve partij die niet vies is van macht.
In de meidagen van 2011 verwierven de staatkundig gereformeerde mannenbroeders een politieke sleutelpositie. VVD, CDA en officiële gedoogpartner PVV verloren hun meerderheid in de Senaat en werden afhankelijk van de officieuze gedoogsteun van de SGP. Veel reacties hierop in de media waren even voorspelbaar als fel. De strengchristelijke partij zou fundamentalistisch zijn, en in wezen niet verschillen van de taliban in Afghanistan. Veel politici daarentegen reageerden realistischer. Zij realiseerden zich heel goed dat de kleine SGP in haar eentje niet vier decennia van secularisatie kon terugdraaien.
In plaats van verontwaardigd in de slachtofferrol te kruipen, probeerde de SGP de aanvallen met humor te pareren. Voorlichter Menno de Bruyne twitterde bijvoorbeeld: „Om te voorkomen dat het beeld van de SGP te ver af komt te staan van de werkelijkheid, overwegen de SGP-Kamerleden hun baard te laten staan.” Ook de SGP-jongeren probeerden ludiek te zijn. Zij schonken oranjebitter bij de ingang van een partijcongres van D66. De boodschap was duidelijk: SGP’ers zijn echt geen fundamentalisten en horen helemaal bij Nederland.
De VVD, die afhankelijk was geworden van steun van de SGP, sprong voor de kleine partij in de bres. Partijcoryfee Wiegel noteerde in zijn column in De Pers dat de SGP altijd een constructieve houding innam, VVD-premier Rutte zei eerder al dat de SGP een heel gezellige club mensen is. De VVD blijft investeren in een goede band met de SGP. Op 10 maart trad Rutte op als hoofdspreker tijdens de SGP-jongerendag in Utrecht en oogstte een daverend applaus met zijn speech, waarin hij beweerde dat VVD en SGP dichter bij elkaar staan dan VVD en SP.
Seculiere verworvenheden zoals abortus, euthanasie en het homohuwelijk staan met de officieuze gedoogsteun van de SGP niet opeens op de tocht. De ChristenUnie heeft in de periode 2007-2010 als coalitiepartner op het orthodox-christelijke vlak niets bereikt. Het zal de SGP niet anders vergaan. Wat wel verandert door de SGP-gedoogsteun, is die partij zélf. Ze ondergaat een ware metamorfose.
Preekstoel
De SGP werd in 1918 opgericht om de ”bevindelijk gereformeerden” van een stem te voorzien. Vanwege het in 1918 ingevoerde kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging kon een kleine partij als de SGP ook in het parlement worden verkozen. Ds. G. H. Kersten, die van 1922 tot 1948 de SGP in de Tweede Kamer zou voorzitten, waarschuwde in felle bewoordingen tegen het roomse gevaar. Hij speelde de rol van het orthodoxe geweten van de Antirevolutionaire Partij, een van de voorlopers van het CDA.
Andere partijen namen de SGP niet serieus. Als Kersten sprak, gingen de andere Kamerleden aan de koffie en stond de SGP-leider voor een lege zaal. De SGP-stemmers vonden het best, politiek interesseerde hen toch weinig. Politiek bedrijven was voor hen getuigen vanaf de zijlijn. De eerste leidsmannen van de SGP beschouwden het spreekgestoelte in het parlement vooral als preekstoel.
De SGP streefde een theocratisch ideaal na. De overheid moest een christelijke overheid zijn. Belangrijk in dit verband was het vasthouden aan het onverkorte artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. SGP’ers waren om deze reden tegen de vrijheid van godsdienst. De vrijheid van geweten werd daarentegen geaccepteerd. Vervolging van andersgelovigen werd door de SGP niet gepromoot, maar het relativistische idee dat alle religies gelijk zijn en door de overheid gelijk dienen te worden behandeld, werd door de SGP fel bestreden.
Andere typische kenmerken van de SGP waren nationalisme, afwijzing van stemplicht en vrouwenkiesrecht en het verzet tegen aanpassing aan de tijdgeest in het algemeen. Volgens de SGP had de overheid op moreel gebied een taak, maar mocht ze zich niet met de economie bemoeien. De SGP was tegen sociale verzekeringswetten en vaccinatiedwang. De partij verzette zich in de jaren dertig hevig tegen de crisiswetten en kwam sterk op voor de boeren en middenstanders.
Vernieuwing
Kersten werd als leider opgevolgd door ds. Pieter Zandt, die minder fel was dan Kersten en last had van spreekangst. Hij beklaagde zich vaak over het verval van Nederland en greep terug op het mythische calvinistische Nederland van de 17e eeuw. Ook waarschuwde Zandt dikwijls voor het wereldkatholicisme en bepleitte de herinvoering van de doodstraf. Na zijn dood liet Zandt een slecht georganiseerde partij achter.
In het naoorlogse Nederland was de SGP de enige partij in het parlement die stemde tegen de toetreding tot de Verenigde Naties in 1945, het verdrag van Rome in 1950 (EEG) en de protocollen van Parijs in 1952 (NAVO). De SGP was beducht voor supranationale organisaties, omdat die de nationale identiteit van Nederland zouden bedreigen, die door het protestantisme gevormd zou zijn. De partij verzette zich daarnaast tegen de groeiende macht van de centrale overheid, met name tegen het Landbouwschap.
De zwak georganiseerde SGP kwam in de jaren zestig en zeventig in woelige wateren. Er woedde een interne strijd tussen behouders en vernieuwers. De vernieuwers wilden dat de SGP een wat politieker en jonger gezicht kreeg. De hervormde predikant H. G. Abma, die van 1963 tot 1981 in de Tweede Kamer zat en van 1961 tot 1985 voorzitter van de SGP was, behoorde ook tot de vernieuwende vleugel. Hij probeerde de SGP een wat vriendelijker gezicht te geven en los te maken uit het isolement. Abma werkte samen met de andere orthodox-protestantse partij in het Nederlandse parlement, het Gereformeerd Politiek Verbond.
In 1981 kwam ir. B. J. van der Vlies in de Tweede Kamer, die in 1986 fractievoorzitter werd. Hij behoorde weer tot de behoudende vleugel van de partij, hoewel zijn parlementaire optreden zeer zakelijk was. Dat leidde ook tot meer waardering van de kant van de buitenwacht. Al vond men de SGP-standpunten over theocratie, homoseksualiteit en vrouwenemancipatie maar zozo, buitenstaanders waardeerden Van der Vlies – om diens constructieve politieke opstelling en diens pleidooi voor parlementair fatsoen.
SGP’ers hadden altijd al het gevoel gehad vreemdelingen te zijn in eigen land, maar dit gevoel werd in de jaren negentig heel sterk onder de paarse kabinetten-Kok I en II. Met name de legalisatie in 2001 van het homohuwelijk en de euthanasie was een zware nederlaag. De politici van SGP en ChristenUnie protesteerden fel, maar met hun bezwaren werd in het debat nauwelijks rekening gehouden en ze werden bovendien van intolerantie beschuldigd.
Barricaden
De paarse kabinetten hebben voor een cultuuromslag bij de SGP gezorgd. SGP’ers klommen de preekstoel af en gingen de barricaden op. Het profetische getuigenis in de Kamer was onvruchtbaar gebleken, voor politieke successen moest geknokt worden. Politiek journalist Bart Jan Spruyt van Reformatorisch Dagblad richtte in 2000 de Edmund Burke Stichting op, een denktank die christelijke en niet-christelijke conservatieve krachten wilde bundelen tegen de paarse en progressieve dominantie.
Vooral onder SGP-jongeren sloeg Spruyt aan. Zij gingen zich conservatief of christelijk conservatief noemen en namen ook Spruyts polemische stijl over. De identiteit van de SGP was natuurlijk altijd al christelijk en conservatief. Het christelijke element was lange tijd dominant, maar dankzij Spruyt en de SGP-jongeren nu krijgt het conservatisme de overhand.
Bij nieuwe tijden hoort een nieuw vijandbeeld. Tot ver in de jaren 60 was de grote tegenstrever van de SGP Rome en alles wat rooms-katholiek was. Nu hebben de progressieve partijen en vooral de islam die rol overgenomen. Met de komst van nieuwe vijanden heeft de SGP andere allianties nodig. Van de weeromstuit kunnen SGP’ers samenwerken met oude vijanden.
Conservatieve rooms-katholieken zijn plotseling bondgenoten geworden. Toen begin 2010 verscheidene vooruitstrevende katholieken én PvdA-voorzitter Lilianne Ploumen protesteerden tegen een behoudende priester die homoseksuelen de hostie weigerde, sprong niet het CDA maar de SGP meteen voor hem in de bres. De godsdienstvrijheid zou door agressieve seculieren worden bedreigd.
PVV
De partij die nu het dichtst bij de SGP staat, is de PVV. Beide partijen zijn antilinks, anti-islam en pro-Israël. Van der Staaij, die Van der Vlies in 2010 opgevolgde als partijleider, was de eerste politicus die Wilders openlijk zijn steun aanbood voor een nieuw te vormen kabinet. Een jaar eerder had de SGP bij monde van Van der Staaij een antiminarettenmotie verdedigd. Islamitische minaretten zouden, in tegenstelling tot christelijke kerktorens, niet passen bij het Nederlandse landschap, „vervreemd werken” en de „Nederlandse identiteit” aantasten. Dat Van der Staaij zich beriep op de ”Nederlandse identiteit” en niet op artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is opvallend en veelzeggend. Niet een calvinistische theocratie maar een christelijk nationalisme is troef.
Niettemin houdt de SGP toch enige afstand tot de PVV, die ondanks haar conservatieve imago ook enkele liberale standpunten heeft. De PVV staat pal voor de rechten van homo’s en lesbiennes, iets waar een rechtgeaarde SGP’er alleen maar van kan gruwen.
Vroeger was de SGP isolationistisch en defensief. De SGP van nu is opener en offensiever. Vooral bij de SGP-jongeren –de grootste politieke jongerenorganisatie van het land– merk je de cultuuromslag. Deze jongeren zijn mondiger dan ooit. Omdat bevindelijk gereformeerde dominees wel de televisie maar niet internet in de ban hebben gedaan, zitten veel SGP-jongeren (en ook steeds meer ouderen) op Twitter en doen ze mee aan forums en aan Facebook. Ze spuien hierop niet alleen hun mening, maar vormen tevens eigen virtuele gemeenschappen.
Metamorfose
Voordat de SGP gedoogpartner werd, was de partij vaak in het nieuws over de zogenoemde vrouwenkwestie. Hoewel de SGP bepaald niet geëmancipeerd is in feministische zin, heeft de partij zich in sociologische zin wel degelijk geëmancipeerd. De SGP begon als een in zichzelf gekeerde getuigenispartij en ontwikkelde zich, vooral vanaf de eeuwwisseling, in een naar buiten tredende politieke partij die niet vies is van macht.
Nogmaals, de SGP is geen poldertaliban. SGP-jongeren delen oranjebitter uit om D66’ers te plagen. Ze binden geen bomgordel om. SGP’ers zijn in de eerste plaats conservatieven, geen fundamentalisten. Hun partij heeft een metamorfose ondergaan door veranderingen die de hele Nederlandse samenleving raken, de rechtse reactie op paars en de islam, en als gevolg van ingrijpende veranderingen in eigen kring, vooral het internetgebruik.
Ondanks haar geringe omvang is de SGP geen margeverschijnsel meer. Dankzij de gedoogsteun aan het kabinet-Rutte en de internetactiviteiten van haar jongeren is de partij een belangrijke steunpilaar geworden van de rechtse kerk in aanbouw, die in de (nieuwe) media en politiek het stokje van de wankelende linkse kerk poogt over te nemen. De vraag is natuurlijk wat de toekomst brengt. De open houding is niet zonder risico’s, en zou wel eens kunnen leiden tot secularisatie.
De auteur is historicus en promoveerde vorig jaar op de geschiedenis van het GPV. Een uitgebreide versie van dit artikel is gepubliceerd op zijn weblog vriendklei.blogspot.com.