Zes vragen over kabinetsformatie zonder koningin
DEN HAAG – Een meerderheid in de Tweede Kamer sluit via een wijziging van haar reglement van orde de koningin buiten het formatieproces. Wat betekent dat precies in de praktijk en tot welke problemen kan dit leiden? Zes vragen en antwoorden.
Wat verandert er eigenlijk na aanneming van de door D66 voorgestelde wijziging van het reglement van orde van de Tweede Kamer?
Best veel. De bekende foto’s van fractievoorzitters, de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer en de vicevoorzitter van de Raad van State die het paleis van koningin Beatrix binnengaan, zullen niet meer in kranten prijken. Deze politici en functionarissen hebben voortaan, na een verkiezingsdag, niets meer bij Hare Majesteit te zoeken.
Het zal voortaan de Tweede Kamer zélf zijn die, kort na de verkiezingen, een (in)formateur aanwijst en deze man of vrouw een formatieopdracht meegeeft. Sturing door de koningin in dit proces, hoe formeel en procedureel die in het verleden ook was, acht de Kamer voortaan niet meer wenselijk.
Moest hiervoor het reglement van orde van de Tweede Kamer per se gewijzigd worden?
Nee. Op 16 februari 1971 nam de Kamer een motie aan van de KVP’er Kolfschoten. Die bepaalde dat de Kamer voortaan in een openbaar debat zelf de (in)formateur zou kúnnen aanwijzen. In de jaren daarna is er van die mogelijkheid echter nooit gebruikgemaakt. Daarom verandert de Kamer, op initiatief van D66, het ”kunnen” van Kolfschoten nu in een ”moeten”.
Welke gedachte zit daarachter?
Het formatieproces moet volgens de Tweede Kamer voortaan transparanter. Men acht het een bezwaar dat –zoals het tot nu toe ging– er achter gesloten deuren allerlei informatie wordt uitgewisseld tussen de koningin enerzijds en tal van politici, plus de vicevoorzitter van de Raad van State, anderzijds. Daarbij is onvoldoende duidelijk, aldus een meerderheid in de Kamer, op welke wijze die informatie-uitwisseling tot een concrete formatieopdracht leidt.
Wordt de formatie nu ook werkelijk transparanter?
Dat is maar zeer de vraag. Critici betwijfelen of een zo ingewikkeld besluit als een formatieopdracht wel in een zo groot en gewoonlijk zeer verdeeld orgaan als de Tweede Kamer genomen kan worden. Het aanwijzen van een formateur en het opstellen van een formatieopdracht zijn nu eenmaal geen kwesties van één plus één is twee. Daarbij spelen allerlei ongeschreven gewoonten en gebruiken een rol, waarover in de Kamer gemakkelijk onenigheid kan ontstaan.
Volstrekt onduidelijk is wat er gebeurt als de Kamer na verkiezingen in een impasse terecht komt en hopeloos verdeeld raakt en blijft. Wie moet dan als scheidsrechter optreden?
Dus dit gaat in de toekomst helemaal fout lopen?
Dat hoeft niet per se. Alles wat nooit eerder geprobeerd is, lijkt in eerste instantie riskant. Maar wellicht vallen de gevaren in de praktijk mee. De toekomst zal het leren. „The proof of the pudding is in the eating.”
Wel is duidelijk dat de Kamer hoog spel speelt. De motie-Kolfschoten hield twee wegen open. De Kamer kón zelf het initiatief nemen. Mislukte die werkwijze echter, of zag een verkiezingsuitslag er bij voorbaat zeer ingewikkeld uit, dan kon het parlement alsnog terugvallen op de oude, vertrouwde optie: de consultatierondes van de koningin. Straks kan dat niet meer. De politiek metselt nu, willens en wetens, de nooduitgang van het formatieproces dicht.
Waartoe dient nog het Kamerdebat van vandaag?
Dat dient alleen om, zoals men in Den Haag zegt, de zaak „af te tikken.” Dat het voorstel wordt aangenomen, staat vast. Nu de SP, die onlangs nog wat bezwaren had, door de initiatiefnemers tevreden is gesteld, heeft het voorstel de steun van 91 Kamerleden, te weten die van PvdA, PVV, SP, D66, GL en PvdD.