Geschiedenis

Romeinse Limes maakt zich op voor Werelderfgoedlijst Unesco

Nederland en Duitsland willen de Limes, de noordgrens van het Romeinse Rijk, voordragen voor de Werelderfgoedlijst van Unesco. De grens, die verdedigingslijn en handelsroute was, wordt steeds beter zichtbaar in het landschap.

19 March 2012 19:01Gewijzigd op 14 November 2020 20:00
Castellum Fectio bij Bunnik wordt uitgebeeld in transparant aluminium strekmetaal. Foto Paul de Kort, Parklaan Landschapsarchitecten
Castellum Fectio bij Bunnik wordt uitgebeeld in transparant aluminium strekmetaal. Foto Paul de Kort, Parklaan Landschapsarchitecten

De Limes vormde tot iets voor het jaar 500 na Christus de afbakening van het imperium van de Romeinen. De grens liep door Engeland, waar hij al jaren op de Werelderfgoedlijst staat, via Nederland en Duitsland langs de Donau naar de Zwarte Zee. In Nederland volgde de lijn de toenmalige loop van de Rijn, van Katwijk via Utrecht naar Nijmegen.

„De Rijn was een natuurlijke barrière”, zegt Ivar Schute, archeoloog bij RAAP, een bureau dat betrokken is bij het zichtbaar maken van de Limes. De rivier was belangrijk voor de verdediging van het Romeinse Rijk, maar ook voor transport en handel. Dat laatste kon gewoon doorgaan, ondanks de oorlogen met de bewoners van de noordoever van de Rijn. „Langs grote delen van de Limes was het normaal gesproken rustig. Er waren wel opstanden, maar die waren ook achter de Limes, dus in het Romeinse Rijk zelf.”

Voor de verdediging en de handel bouwden de Romeinen castella, legerkampen. Meestal hadden deze de grootte van enkele voetbalvelden. Volgens Schute waren ze snel te bouwen, omdat ze een vaste grootte en opbouw hadden. De castella bevatten wachttorens, een onderkomen voor de leidinggevende van het kamp en barakken voor de soldaten. Ze lagen op een onderlinge afstand van zo’n 6,5 kilometer, zodat ze elkaar lichtseinen konden geven. De castella waren verbonden door middel van wegen. „Je moet je daar niet te veel bij voorstellen”, zegt Schute. „Het waren slechts grindpaden van ongeveer 6 meter breed. En vaak was het grind heel dun gestrooid.” Zelf maakte de archeoloog mee dat hij bij veldonderzoek het grindpad bijna over het hoofd zag. „We wisten dat het pad in de buurt had gelegen, maar we zagen het niet. Toen we de grond nog eens beter bekeken, zagen we een heel dunne grindlijn.”

In het veel drogere Duitsland lag vaker plaveisel. Deze paden zijn beter intact gebleven. Rond de castella ontstonden dorpen, waar inlanders woonden. Schute: „De dorpen leverden bijvoorbeeld brood, of zadels voor de paarden. Ze hadden een lintbebouwing en liepen langs de grindpaden.”

De castella en dorpen werden gebouwd op zandbeddingen langs de Rijn. Dat waren de stevigste plaatsen. Juist op deze plekken wordt ook nu nog veel gebouwd – een belangrijk gegeven voor historici. Bij het bouwrijp maken van grond wordt altijd eerst gekeken of er waardevolle materialen in de bodem zitten, zegt Schute. „Zonder bebouwing kan er geen onderzoek plaatsvinden. Er wordt geen geld uitgetrokken voor archeologisch onderzoek als er verder niets met de grond wordt gedaan. Omdat de economische crisis de bouw ernstig treft, zijn er steeds minder plaatsen waar archeologen aan de slag kunnen. In Nederland moet de verstoorder van historische plaatsen de kosten van het archeologisch onderzoek voor zijn rekening te nemen. In de meeste gevallen zijn dat Rijkswaterstaat of de bouwbedrijven. Normaal gesproken laten de onderzoekers de historische materialen in de bodem zitten. Opgraven gebeurt alleen als het echt niet anders kan.”

Fort Vechten

Om het publiek meer van de Limes te kunnen laten zien, heeft Parklaan Landschapsarchitecten uit Den Bosch een ontwerp gemaakt voor de omgeving van Fort Vechten, bij Bunnik. Op de plek naast het fort stond meer dan 1500 jaar geleden castellum Fectio. Parklaan wil dit zichtbaar maken. Een betonnen plint van enkele honderden meters lang moet de omtrek van het castellum weergeven. Op een deel van de balk komt een wand van transparant aluminium strekmetaal die de muur van het legerkamp uitbeeldt.

Marcel Eekhout van Parklaan Landschapsarchitecten zegt dat bewust gekozen is voor materiaal dat 1500 jaar geleden nog niet beschikbaar was. „We weten niet precies hoe de Romeinen de castella bouwden. De inzichten daarover veranderen steeds. We willen het publiek slechts een indruk geven van de vormen van een castellum. Daarbij vertellen we dat het gaat om een interpretatie van dit moment. Bovendien kunnen het metaal en de plint eenvoudig uit elkaar worden gehaald. Zo kunnen we het bouwwerk op een later tijdstip aanpassen aan de veranderde inzichten.”

Een andere reden om te werken met een betonnen plint en aluminium is het gewicht van de constructie, legt Eekhout uit. „We bouwen boven op het oorspronkelijke legerkamp. Als we het met de oorspronkelijke materialen zouden herbouwen, zou het te zwaar zijn en kunnen verzakken. Verder is het castellum bij Bunnik in drie eeuwen tijd zeven keer gebouwd: zes keer van hout en één keer van steen. Als het legerkamp zou worden nagebouwd, blijft het de vraag welk van de zeven kampen als uitgangspunt moet dienen.”

In september gaat bij Fort Vechten de eerste bouwfase van start. Of alle plannen doorgaan, hangt af van subsidies van overheden. Terwijl archeologen afhankelijk zijn van bedrijven die willen bouwen, is de landschapsarchitect gebaat bij subsidies, aldus Eekhout.

Volgens hem is het bij alle Limesprojecten steeds weer de vraag wat van belang is om te tonen, en hoe beschadiging van de ondergrond kan worden voorkomen. „Er zijn diverse invullingen mogelijk. Je kunt appartementen of een vogeluitkijktoren bouwen in de vorm van een Romeinse wachttoren. Of je legt een fietspad aan op de plaats waar ooit een Limesweg lag. Zo’n fietspad moet dan de uitstraling krijgen van een grindpad.”

In een plan voor de Limes in Zuid-Holland heeft Parklaan Landschapsarchitecten een Romeinse villa uit Duitsland als voorbeeld genomen. Eekhout: „Zo’n villa kan worden omgevormd tot jeugdherberg of kinderboerderij. Op die manier is er een aanleiding om ook aan jongeren een verhaal te vertellen.”


Unesco

In 2011 werd de Nederlandse Limes op de voorlopige Werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. Nederland heeft nu Duitsland verzocht om samen de Limes voor te dragen voor de definitieve lijst van 2018. Het Rijk verwacht op korte termijn een positieve reactie van Duitsland. Aanleiding voor de samenwerking: de Nedergermaanse Limes was eeuwen geleden een grens die door beide landen heen liep. De Engelse Limes staat sinds 1987 al op de Unescolijst. Delen in Duitsland en diverse andere landen staan er ook al op. De vroegere Romeinse grens loopt door zo veel gebieden dat het volgens betrokken overheden ondoenlijk is om de Limes als één geheel te nomineren. Daarom dragen landen hun deel van de grenslijn afzonderlijk voor.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer