Ook Haagse rechter verbiedt uitzetting
De kortgedingrechter in Den Haag heeft eerder deze week bepaald dat een man met de Azerbeidzjaanse nationaliteit voorlopig niet mag worden uitgezet naar Armenië.
De rechter meent dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) onvoldoende heeft gemotiveerd dat de man niet tot de categorie schrijnende gevallen behoort.
De kortgedingrechter in Maastricht kwam onlangs tot eenzelfde oordeel in de zaak van een Somalische asielzoekster. Tegen die uitspraak is het ministerie van Justitie een bodemprocedure begonnen, die het vonnis teniet moet doen. Justitie onderneemt ook tegen de uitspraak uit Den Haag vervolgstappen, aldus een woordvoerder.
In het vonnis haalt de rechter in Den Haag brieven aan van voormalig minister Nawijn (Vreemdelingenzaken), gericht aan VluchtelingenWerk Nederland. Hierin zegt deze toe dat een asielzoeker niet wordt uitgezet zolang niet inhoudelijk op diens beroep tot inherente afwijkingsbevoegdheid is gereageerd. Nawijn zei begin dit jaar voor schrijnende gevallen gebruik te willen maken van zijn zogeheten afwijkingsbevoegdheid.
Over de asielzoekers die een afwijzingsbrief hebben gekregen verklaarde justitie eerder dat ze een ongemotiveerd verzoek hebben ingediend of om een andere reden niet in aanmerking komen voor de status schrijnend geval.
Naast deze categorie, waarvoor de minister in specifieke gevallen een uitzondering kan maken, is er een regeling in de maak voor asielzoekers die al langere tijd in Nederland zijn.
Binnenkort komt de huidige minister van Vreemdelingenzaken, Verdonk, met criteria waaraan deze groep zou moeten voldoen. Het zou hierbij kunnen gaan om asielzoekers die langer dan vijf jaar in hun eerste procedure zitten, geen criminele antecedenten hebben en Nederlands spreken.