Kerk & religie

Medelijdend

Lukas 19:41

20 March 2012 08:20Gewijzigd op 14 November 2020 20:00

„En als Hij nabij kwam en de stad zag, weende Hij over haar.”

Niet minder bleek hier „de tedere liefde van de Heere Jezus voor het menselijk geslacht, zelfs voor Zijn bitterste vijanden. Want wat kan er liefderijker teken van Hem ontvangen worden dan dat Hij hier, door een innig medelijden over de rampzalige staat van het Joodse volk, zo vervuld wordt dat Hem de bittere tranen daarover uit Zijne gezegende ogen vlieten als beken. Zozeer gingen Hem het oordeel en het verderf van dat volk ter harte.

Iemand zal mogelijk denken: Wel, indien de Heiland werkelijk over het ongeluk van Jeruzalem en het Joodse volk bewogen was, waarom heeft Hij dit dan niet verhinderd, door aan hen Zijn Geest der genade en der bekering te schenken? Maar zo iemand moet weten dat het in de raad van de drie-enige God, reeds van eeuwigheid, anders besloten lag en dat de Heere Jezus daarin volkomen heeft moeten en willen berusten, maar dat Hij nochtans, als mens, de ongelukkige staat der Joden betreurd heeft, omdat het verderf uit henzelf voortkwam en zij zich dit oordeel moedwillig op de hals hadden gehaald en dat hun staat ook werkelijk ten hoogste te betreuren was en alle medelijden verdiende.

Zo strijdt het geenszins tegen elkaar dat de Heere Jezus, als mens, de rampzalige staat van een zondaar beweent, maar als God die zondaar Zijn genade weigert, aangezien Hij geenszins verplicht is hem die genade te geven.

Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen

(”Biddagspredikatiën”, 1787)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer