Frontlijnen samenleving lopen vaak door elkaar
De wereld zit ingewikkeld in elkaar. Dat geldt ook voor de frontlinies. Met versimpelingen als Mussert of Moskou, moslims contra het Westen of christenen tegen seculieren kom je niet ver.
Mensen bekijken de wereld vanuit heel verschillende achtergronden. Ook vanuit verschillende levensbeschouwelijke achtergronden. Geen wonder dat de sympathieën en antipathieën zeer uiteenlopen. Wat de een als een positieve ontwikkeling ziet, ervaart de ander als een wezenlijke bedreiging. Dat zie je ook in discussies in christelijke kring. Hebben in de huidige situatie protestanten en rooms-katholieken elkaar nodig of geldt Rome nog steeds als de grote tegenstander?
Ook in het verleden waren de meningen vaak verdeeld als het ging om bondgenoten en tegenstanders. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in Duitsland tal van protestanten en rooms-katholieken die Hitler zagen als een belangrijke garantie tegen het communisme. Ook in Nederland kwam je die tegen. In het dilemma Mussert of Moskou was de keus voor hen niet moeilijk. Zo is het te verklaren dat ook vanuit de gereformeerde gezindte verschillende jongeren zich aanmeldden als oostfrontstrijder.
Daartegenover stonden christenen die Hitler verafschuwden en na 1945 doodsbenauwd waren voor een herleving van het fascisme. Dat bracht hen tot een positieve waardering van de Sovjet-Unie, die immers een groot aandeel had in de Duitse nederlaag. Terwijl zij tegenover het naziregime het verzet gepredikt hadden, was hun houding ten opzichte van het communisme duidelijk anders. In dit verband kan de naam van Karl Barth worden genoemd.
Krachtenpatroon
Welk krachtenpatroon is hier te onderscheiden? Allereerst is het van belang om onderscheid te maken tussen externe en interne gevaren. Wordt de christenheid vooral bedreigd door innerlijke uitholling, door interne secularisatie of door acties van buitenaf?
Als het gaat om de externe gevaren kan men onderscheid maken tussen bedreigende krachten in eigen land en bedreigingen die van buiten ons staatsbestel komen. In de jaren 30 van de vorige eeuw was het gevaar dat uitging van een extreme partij als de NSB beperkt. De grootste bedreiging kwam van over de grens, zoals in mei 1940 wel bleek. Evenzo was ten tijde van de Koude Oorlog het gevaar van de voortdurend in stemmental teruglopende CPN aanzienlijk minder dan de militaire dreiging van de andere kant van het IJzeren Gordijn.
Verder is van betekenis, als het gaat om de taxatie van allerlei gevaren en de bereidheid tot samenwerking, waar men in het hele sociaal-politieke en levensbeschouwelijke krachtenveld nu zelf staat. Wie in de jaren 30 van de vorige eeuw vond dat de Joden toch wel een grote invloed hadden in de zakenwereld en in het algemeen in het openbare leven, terwijl ze hier toch eigenlijk niet thuis hoorden, zou eerder positief oordelen over de opkomst van Hitler dan wie allergisch was voor dergelijke vormen van antisemitisme.
Islam als bedreiging
Wat levert dit analysemodel op als we het toepassen op de huidige situatie? Neem om te beginnen de islam. Is er sprake van een reële bedreiging van over de grenzen? Die bedreiging is er zeker, al moet ook gezegd worden dat na het drama van 11 september 2001 het aantal aanslagen van moslimextremisten beperkt is gebleven. In heel de westerse wereld geldt dat de kans groter is om het leven te laten bij een auto-ongeluk dan bij een aanslag van al-Qaida en consorten. Maar om het gevaar van terroristische aanslagen beperkt te houden, blijft wel een forse inspanning van inlichtingen- en veiligheidsdiensten nodig. De burger merkt daar vooral wat van in de veel strengere controles op de luchthavens.
In de Nederlandse samenleving geldt dat de islam een reële factor is geworden en ook wel zal blijven. Hij manifesteert zich op allerlei niveaus. Tegelijkertijd geldt dat het maar om een kleine minderheid gaat. Zo’n 5 à 6 procent van de bevolking. Aangenomen dat we de grenzen niet wagenwijd gaan openzetten voor migranten, zal die moslimminderheid klein blijven.
Bovendien manifesteert de aantrekkingskracht van de seculiere wereld zich ook onder islamieten. Veel jonge moslims zien de moskee zelden vanbinnen. Maar zoals er cultuurchristenen zijn, zijn er ook cultuurmoslims. Een sterke afwijzing van de moslims door de westerse samenleving leidt in de moslimgemeenschap gemakkelijk tot onderlinge solidarisering, ook bij hen die nauwelijks gelovig zijn.
Voor de aantrekkingskracht van de islam op christenen behoeven we in de westerse wereld niet benauwd te zijn. Daarvoor heeft de islam een veel te negatief imago. Overgangen komen voor, maar daarbij is duidelijk sprake van tweerichtingsverkeer. De gedachte van de abrahamitische oecumene (christendom, jodendom, islam) vindt hier en daar weerklank. Voor moderne en relativistische christenen die hier wat in zien, geldt echter wel dat de huidige islam met zijn intolerantie, discriminatie van de vrouw en scherpe afwijzing van homoseksualiteit, een weinig aantrekkelijke gesprekspartner is.
Kerkverlating
Een veel grotere bedreiging dan de islam is de opmars van het seculiere denken. Die bedreiging is er in de eerste plaats intern. De afgelopen honderd jaar heeft er een omvangrijke uittocht plaatsgevonden uit de verschillende kerken. Aanvankelijk vooral vanuit de vrijzinnigheid en het midden van de Nederlands Hervormde Kerk. Later ook uit de Rooms-Katholieke Kerk en de Gereformeerde Kerken.
Inmiddels is er ook in de kleinere kerken in de gereformeerde gezindte een duidelijke kerkverlating van jongeren (en ouderen) te signaleren. Weliswaar is de situatie nog niet te vergelijken met die in modern protestantse kring, waar aan de lopende band kerkgebouwen gesloten worden en de schaarse kerkgangers voornamelijk behoren tot de oudere generatie. Maar de grotere openheid naar de wereld eist ook in de gereformeerde gezindte haar tol.
Die terugloop van de kerken heeft ook maatschappelijke en politieke consequenties. Dat blijkt onder meer uit de teruggang van de confessionele partijen. Of beter gezegd, van de christendemocraten. Een halve eeuw geleden hadden die nog de meerderheid in het parlement, nu dreigt het CDA af te zakken tot een tweederangspartij.
Dat zal consequenties hebben voor de arrangementen die dankzij de confessionele meerderheid in het verleden werden gerealiseerd. Ons onderwijsbestel is daar een van. In het algemeen is er bij anderen weinig consideratie meer met hetgeen orthodoxe christenen beweegt. Die mogen al blij zijn met een (tijdelijke) uitzonderingsbepaling.
Frontlinie
Overigens zou het daarbij niet juist zijn om te stellen dat het front ligt tussen christenen van allerlei soort en de huidige seculiere meerderheid. Tallozen die zich christen noemen, hebben meer moeite met de starre standpunten van orthodoxe gelovigen dan met de opvattingen die in de seculiere wereld opgeld doen. Zeker van rooms-katholieken geldt dat de meesten dichter staan bij de seculiere meerderheid dan bij de meer traditionele opvattingen van paus en bisschoppen.
Maar ook in de protestantse wereld zie je dat, als het bijvoorbeeld gaat om homoseksualiteit, velen weinig begrip kunnen opbrengen voor het afwijzende standpunt in orthodoxe kring. Dat is trouwens niet van de laatste jaren. Het voorontwerp van de Algemene wet gelijke behandeling werd ingediend door CDA-staatssecretaris Kraaijeveld-Wouters, oud-presidente van de Gereformeerde Vrouwenbond. Het uiteindelijke wetsontwerp werd in de Tweede Kamer verdedigd door de hervormde minister Dales, oud-wika (werker in kerkelijke arbeid). Die schroomde niet daarbij de uitspraak te doen dat met deze wet een bepaalde exegese van de Bijbel, die schadelijk zou zijn voor homoseksuelen, voortaan verboden zou zijn. De meeste kerken hadden daar volgens haar toch al afstand van genomen.
Meerderheidscoalitie
Is het dan zo dat het wezen- lijke front loopt tussen orthodoxen van uiteenlopende confessie en anderzijds een meerderheid van seculieren en moderne christenen? In ieder geval is die frontlinie tegenwoordig van groot belang. Vanuit die minderheidspositie moet gepoogd worden een meerderheidscoalitie op te bouwen. Dat is geen eenvoudige opgave, maar is niet per se onmogelijk.
In de huidige politieke constellatie is dat gelukt rond het minderheidskabinet van Rutte, dat naast de officiële gedoogpartner PVV graag ook de SGP te vriend houdt om zijn wankele parlementaire basis te verstevigen. Ter wille van die steun zijn VVD en PVV bereid tot een ethisch moratorium. Premier Rutte komt naar de SGP-jongerendag en spreekt daar waarderende woorden.
Maar we moeten wel bedenken dat hier sprake is van een situatie die zich niet zo gauw zal herhalen. In nieuwe constellaties zal het niet gemakkelijk zijn om althans een deel van de antiorthodoxe meerderheid in de Kamers ertoe te bewegen de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst onaangetast te laten. Daarbij gaat het er met name om die vrijheden niet alleen als een individueel recht te interpreteren, maar tevens als rechten die voor collectiviteiten gelden. Ook in verenigingen en organisaties moet men de eigen identiteit gestalte kunnen geven.
Confessioneel relativisme
Daarbij moeten we ons uiteraard realiseren dat de groeperingen die in botsing komen met de seculiere en modern christelijke meerderheid, zeer verscheiden zijn. Dat varieert immers van bevindelijk gereformeerden tot orthodoxe joden. Juist omdat zij orthodox willen zijn en blijven, is er sprake van grote onderlinge verschillen.
Liberale joden, moderne protestanten, progressieve rooms-katholieken en wellicht ook een enkele verlichte moslim kunnen elkaar in grote lijnen wel vinden in een gemeenschappelijke visie op mens en wereld. De vroegere verschilpunten hebben voor hen allang hun beslissende betekenis verloren. Een dergelijk confessioneel relativisme past echter niet bij de orthodoxie.
Wie aan de gereformeerde belijdenis wil vasthouden, weet van de kloof met Rome. De 16e-eeuwse kerkhervorming was er niet voor niets. Dat neemt niet weg dat je met waardering kennis kunt nemen van pauselijke of bisschoppelijke uitspraken over huwelijk of homoseksualiteit. Over de zondag hebben de rooms-katholieken zich altijd minder druk gemaakt dan de gereformeerden.
Ten aanzien van het hart van het Evangelie geldt echter: hier scheiden onze wegen. Ook al gebruikt men dezelfde woorden, daarom betekenen ze nog niet altijd hetzelfde. Met allerlei dingen die de huidige paus op theologisch gebied zegt, kan men het eens zijn. Tegelijk moet je er attent op zijn wat hij in dat verband niet zegt en wat hij ook zegt. Het gaat om het referentiekader waarin de dingen staan.
Gevaren komen niet alleen van buiten, in de huidige situatie is het gevaar van een interne slijtage het grootst. Een vervreemding van de gereformeerde leer, het minder worden van de ware Godsvreze, een toenemende verwereldlijking van de levensstijl. Gemeenten van bevindelijk gereformeerde signatuur verliezen niet alleen mensen aan de onkerkelijkheid, maar er is ook de aantrekkingskracht van evangelische stromingen en van een protestantisme dat zich misschien nog wel gereformeerd noemt, maar waarvan gezegd moet worden dat het de breuk op het lichtst geneest.