Open brief aan ouders en opvoeders: Het zal je kind maar wezen…
Vijftien is-ie, als ’t voor de eerste keer gebeurt. Laveloos staat hij in de deur. Op de achtergrond toetert een auto en een vriendin wuift nog uit het raampje.
Zestien. Als moeder de kamer van John binnenkomt, ziet ze op z’n scherm een blote dame en schettert de muziek. Voorzichtig sluit ze de deur. Als hij beneden komt en moeder vraagt om eens even aan tafel te komen praten, haalt hij pas na lang aandringen de dopjes uit z’n oor. „Ehh, wat?” „O, dat plaatje stuurde Joost me zojuist, dat was niet van mij hoor.”
Zeventien. Politie aan de deur. „Mevrouw, kunnen we u even spreken?” Gelukkig blijft het deze keer bij een waarschuwing, zegt de diender. Toch houdt moeder de ogen niet droog.
Drie weken was-ie. „Johannes, ik doop u…”. Die avond bogen vader en moeder eerbiedig de knieën. „O Heere, ontferm u over ons kindje, het draagt toch Uw naam op z’n voorhoofd, hij behoort U toch toe?”
En nu, zeventien jaar later, rest in de ouderlijke slaapkamer alleen een schreeuw: „O God, waar bent U?”
Ook op zolder is het licht nog aan. Elise, de twee jaar jongere zus van John, buigt haar knieën. Ze heeft de politieauto weg zien rijden en begrijpt maar al te goed waarom de agenten op bezoek kwamen. „O Heere, wilt U vader en moeder helpen? Helpen om John weer te bereiken?”
Herkenning?
Misschien herkent u, in uw eigen gezin of in uw omgeving, het verhaal van het vervelende joch dat de bloemetjes buitenzet. Maar er is ook een andere kant. John was nog maar drie toen z’n ouders, apetrots, hun zoontje mee naar de kerk namen. Maar nog voordat hij tien was, moesten vader en moeder hun aandacht verdelen over vijf jonge kinderen. John was slim, sloeg een klas over, maar werd niet opgenomen door zijn oudere klasgenoten. Het stormde bij John – en niet alleen in z’n hoofd. Het bleef niet bij een paar driftbuien en vader pakte z’n agressieve zoon stevig aan. Gelukkig klikte het wel toen John als elfjarige in een vwo-klas terechtkwam. Thuis kon hij z’n ei niet kwijt en vijf van de zeven avonden bracht hij door bij z’n nieuwe vrienden.
Pa was bijna elke avond weg. Hij had niet direct door hoe John langzaam weggleed. Moeder voelde het eerst aan dat ze de greep op hem verloor. Toen John op een dag dreigde weg te lopen, zag hij voor het eerst haar tranen. Maar die kwamen te laat om nog door de korst om Johns hart heen te dringen. En toen vader, later die avond, met de vuist op tafel sloeg, nam die eeltlaag op de ziel van z’n zoon alleen maar toe. Voor het eerst had John een grote mond tegen z’n vader. Bonkend holde hij de trap op.
Elise ving hem op, boven aan de trap. Ze probeerde hem te kalmeren, maar ook zij bereikte niets bij John. „Respect voor pa en ma? Waarom zou ik? Bij pa staat de zaak op nummer één, de auto op twee, ma op drie, dan een hele poos niks en achteraan komen wij. Nog even en ik ben weg. Let maar op, straks laten ze jou ook stikken.” Elise wees hem terecht. „Kom op joh, je bent onredelijk. Je kunt beter voor hen bidden dan zo foeteren.”
Niet van vandaag of gister
In het Bijbelboek Job lezen we over een wijs en godvrezend man, grootgrondbezitter en vader van tien kinderen. Toch stond hij na iedere verjaardag van z’n kinderen ’s morgens vroeg op en offerde hij een brandoffer tot God, omdat ze zich de voorgaande avond misschien misdragen hadden. Dat ouders zich zorgen maken over het gedrag van hun kinderen is dus niet bepaald van vandaag of gisteren. Maar dat is een schrale troost voor Johns ouders en voor al die andere vaders en moeders die telkens met hun handen in het haar zitten. Of is opvoeden in het Twittertijdperk toch een stuk lastiger dan in de eeuwen van de aartsvaders?
Over deze en andere vragen hebben we ons de achterliggende maanden gebogen. We – dat is de groep ondergetekenden, mensen die allemaal op de een of andere manier betrokken zijn bij de vragen van jongeren. En laten we dat maar meteen eerlijk toegeven: het was niet eenvoudig. De meesten van ons zijn ook vaders, met gebreken en tekortkomingen, en we kennen allemaal dat gevoel dat het je soms als zand door de vingers glipt. Vanuit die gedeelde verlegenheid hebben wij, met een open Bijbel op tafel, nagedacht over de vraag hoe ouders jongeren vooruit kunnen helpen, hoe we hen kunnen vormen en vasthouden in deze woelige 21e eeuw.
De uitkomsten van die bezinning willen we graag met u delen. Het zijn geen pasklare antwoorden, maar er zijn wellicht handvatten bij die u in uw eigen situatie kunt gebruiken. Dat past niet allemaal in deze brief, maar we noemen alvast enkele conclusies:
– Onze jongeren hebben niet gevraagd om een iPad of een smartphone, om Twitter en YouTube, om Hyves en Facebook. Het overkomt hen. Zij groeien op in 2012. En als we toch iemand verantwoordelijk willen houden voor al die toeters en bellen waar we onze vraagtekens bij hebben, is dat dan niet juist de oudere generatie? Wie heeft dit bedacht? Hebben we als ouders voldoende de wacht betrokken? Als we dat beseffen, matigen we ons oordeel. Dan ligt er behalve verlegenheid ook schuld. Dan zien we jongeren voor ons die juist begeleiding en hulp nodig hebben. Kunnen we die geven?
– Onze jongeren groeien op in een tijd van grote geestelijke verwarring. Sommige ouders maken zich niet zozeer zorgen om de politie of de drankfles, maar juist om een verwaterd godsdienstig klimaat waar hun kinderen zich in koesteren. Die ‘duivel op pantoffels’ is inderdaad levensgevaarlijk. Maar dat geldt ook bij dat andere gevaar: rechtzinnig tot in het kleinste detail, maar zonder beweging en leven. Jongeren die opgroeien in zo’n godsdienstig klimaat, missen ook veel. In beide gevallen komt het erop aan kernzaken van bijkomstigheden te onderscheiden. Wat laat je toe als je kinderen eigen keuzes maken? Wat zijn nu écht onopgeefbare zaken? En wat hebben we zelf onze kinderen op dat punt mee te geven?
– Wij en onze jongeren leven in het laatste der tijden. Nederland is zendingsland. Maar dat mag ons niet moedeloos maken. Ook die tijd heeft God in Zijn Woord voorzien. We leven in een tijdperk zoals dat van de farao, die zei: „Wie is de Heere, Wiens stem ik gehoorzamen zou?” Maar zoals deze farao met zijn leger het volk Israël niet tegen kon houden en uiteindelijk het onderspit moest delven, zo is er nu nog hoop, voor ouders en jongeren. Die God leeft nog en Zijn hand is niet verkort. In Christus, Zijn Zoon, is er redding, ook en juist voor degenen voor wie we de hoop al hadden opgeheven. Dat mogen, nee, dat móéten we als ouders onze kinderen voorhouden.
– Onze jongeren groeien op in een tijd die op tal van fronten verschilt van die wij als ouders kennen. Ze vinden het moeilijk om zich te concentreren. Ze kijken veel, ze lezen weinig en ze luisteren slecht. Of… komt dat doordat het ons niet lukt om de toonhoogte te vinden waarop er wél een gesprek mogelijk is? Komt dat onderlinge gesprek zo slecht op gang omdat we zélf niet goed kunnen luisteren? Omdat we de discussie aan de voorkant al dichttimmeren door onze stellingen te betrekken? Een open gesprek, thuis, op school, in de kerk, op de catechisatie, is geen vernedering. Durven we de dialoog aan, zoals Jezus deed met Zijn discipelen en met de Samaritaanse vrouw?
– Onze jongeren hebben wel degelijk behoefte aan een band met ouders en ouderen. Zij verlangen naar contact met mensen die openstaan voor hun vragen, willen luisteren en samen met hen zoeken naar antwoorden. Dat vergt van ouderen een houding waarin alle vernieuwing niet bij voorbaat verketterd en afgewezen wordt. Niet elke vernieuwing is meteen een verslechtering.
– Onze jongeren zien veel meer verschillende levensstijlen om zich heen dan wij toen we jong waren. Ze leven niet op een eiland, maar staan midden in deze wereld en dat laat hen niet koud. Maar ouders kunnen hun tonen hoe goed het is God te dienen en wat een winst er te halen valt door de wereld te verzaken en Hem lief te hebben. Hoe maken we onze kinderen verliefd, jaloers, op die verborgen omgang met de Heere?
Deze en andere adviezen vragen meer uitleg dan in deze open brief past. We hebben een brochure samengesteld: een bezinnende notitie en een reeks praktische voorstellen voor kerkenraden en scholen. Ook ouders kunnen de brochure opvragen. We hebben ds. P. van Ruitenburg gevraagd over deze worstelingen een boekje te schrijven voor ouders, en enkele scholen zullen bijeenkomsten met ouders beleggen.
We willen dus niet alleen de noodklok luiden, maar ook oproepen om er gezamenlijk de schouders onder te zetten. Niet alsof er pasklare antwoorden zijn. Niet alsof het van ons mensen afhangt. Onze ogen zijn op de genadige en trouwe God, Die gezegd heeft: „Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de Heere: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid toe.”
G. J. van Appeldoorn
S. M. de Bruijn
W. Büdgen
W. Fieret
F. A. van Hartingsveldt
B. Kalkman
L. D. van Klinken
W. B. Kranendonk
L. A. Kroon
ds. J. Lohuis
A. S. Middelkoop
ds. A. Schreuder
C. van Vianen
De brochure “Connected, 24 x 7” is digitaal beschikbaar op rd.nl. Exemplaren kunnen ook worden gevraagd bij hoofdredactie@refdag.nl De kosten voor deze brochures bedragen 1 euro per exemplaar exclusief verzendkosten.