Nederlands illegalenbeleid hardvochtig en dogmatisch
Het illegalenbeleid in Nederland moet anders, stelt prof. dr. Gijsbert Vonk.
De regels met betrekking tot de opvang van illegalen zijn hardvochtig en dogmatisch. Het primaat van het vreemdelingenbeleid wordt gehandhaafd met religieus fanatisme. Pragmatische oplossingen zijn niet meer mogelijk.
Vanaf de jaren tachtig zijn we blijkbaar niet in staat geweest de grenzen dicht te houden voor immigranten die we niet wilden. De regels werden daarop steeds strenger. Zo begon de inburgering vanuit de gedachte dat het immigranten helpt te participeren in de samenleving.
Na verloop van tijd werd de inburgeringsplicht ook gebruikt om immigratie tegen te gaan door de eisen steeds verder op te schroeven. Zo raakt niet alleen de sociale zekerheid, maar ook de inburgering ondergeschikt aan het vreemdelingenbeleid.
Vreemdelingen zonder verblijfstitel kunnen onder geen beding rekenen op voorzieningen, steun of opvang. Daarin zijn we in Nederland heel streng. In andere landen wordt nog wel eens een uitzondering gemaakt. Daar krijgt in noodsituaties de zorgplicht voorrang op het strikt handhaven van het vreemdelingenbeleid.
Hier gebeurt dat niet. Om die reden treden rechters nogal eens corrigerend op. De opvang van kwetsbare illegalen is in handen van de rechter komen te liggen.
Ook de fysieke controle op het gedrag van illegalen neemt toe. Op zich is die behoefte aan controle logisch en legitiem. Zo creëer je echter een schijnwereld waarin illegalen niet meer lijken te bestaan, maar waarin de kans op misbruik en andere misstanden wordt vergroot.
Dat kan anders. Zorg er bijvoorbeeld voor dat gemeenten hulp mogen bieden aan illegalen die in een kwetsbare positie verkeren. Het geeft geen pas om gezinnen met jonge kinderen zonder geld de straat op te sturen of mensen die in medische of psychische nood verkeren de deur te wijzen.
Daarnaast zou het uitzettingsbeleid gekoppeld moeten worden aan de sociale agenda. Vertrek van illegalen is niet alleen een kwestie van dwang. Mensen die vrijwillig meewerken aan hun uitzetting moeten daarbij hulp krijgen, zodat ze in het land van oorsprong weer een bestaan kunnen opbouwen. Het helpt bijvoorbeeld als ze wat geld meekrijgen.
Ook moet het mogelijk zijn om afspraken te maken met de landen waar ze vandaan komen. Zo organiseren landen als Albanië, Sri Lanka en de Filipijnen op dit moment al actief de sociale zekerheid voor expats in het buitenland. Wanneer andere landen worden gestimuleerd dit voorbeeld na te volgen, vallen illegalen minder vaak tussen wal en schip.
Je kunt een hele mooie parallel trekken met de Europese situatie aan het eind van de 19e eeuw. Wat we als Europa nu doen in relatie tot Afrikaanse landen, deden we toen op Europese schaal. Iedereen die niet welkom was, werd zonder pardon de grens over gezet.
Tot landen onderling besloten afspraken te maken om de uitwisseling van armen op een behoorlijke manier te coördineren. Elk land was vanaf dat moment verantwoordelijk voor de mensen binnen de eigen landgrenzen. Dat was een eerste samenwerking. Een sociale ontwikkelingsagenda is een logische vervolgstap: van Europese afspraken naar wereldwijde afspraken.
De auteur is hoogleraar socialezekerheidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.