Buitenland

Onkritische opstelling Japanse media was funest na kernramp Fukushima

Gaat u maar rustig slapen. Dat was de eerste reactie van de Japanse autoriteiten, toen zich de dodelijke ramp rond de kerncentrale van 
Fukushima had voltrokken. Het gevolg: tal van burgers die onnodig straling opliepen. Hoe zoiets kon gebeuren? Wie ziet hoe de media in Japan werken, die weet het antwoord.

Kjeld Duits
10 March 2012 16:00Gewijzigd op 14 November 2020 19:51
Ravage in de verwoeste stad Kamaishi. Foto EPA
Ravage in de verwoeste stad Kamaishi. Foto EPA

De eerste twee weken na de explosies in de kerncentrale in Fukushima was Yuko Sugimoto, eigenares van een nabijgelegen camping, doodsbang. Er kwam immers totaal geen nieuws over haar regio door. „De media bleken ons volledig te negeren. Ik dacht dat ik hier zou sterven zonder dat iemand het zou merken.”

De Japanse media hebben Fukushima natuurlijk níét genegeerd. Het was en is nog steeds groot nieuws in Japan. Maar vooral gedurende de eerste maanden lieten veel media het wel afweten. Waardoor tal van Japanners niet wisten wat ze konden geloven.

Volgens een onlangs gepubliceerde peiling naar het vertrouwen van burgers in organisaties en regeringen, vertrouwt nog maar 33 procent van de Japanners de media. Het vertrouwen in woordvoerders van de overheid kelderde dit jaar zelfs met 55 procent. Slechts 8 procent van de bevolking gelooft hen nog.

Kyo Kageura is als media­hoogleraar verbonden aan de universiteit van Tokio en schreef een boek over hoe de media zijn omgegaan met ‘Fukushima’. Volgens hem is per definitie een ongeluk als dat bij Fukushima er een dat ieders kennis en voorstellingsvermogen te boven gaat. „En daarom hadden al die journalisten moeten zeggen: Dit is een uitzonderlijk ongeluk, niemand weet wat er aan de hand is, laten we daarom zelf beginnen met onderzoek naar de situatie. In plaats daarvan gaven ze berichten van de overheid door en interviewden ze zogenaamde deskundigen.”

Dat waren deskundigen –zegt Kageura enigszins smalend– die altijd al hadden verkondigd dat kernenergie veilig was. En zelfs na het ongeluk zeiden ze dat er geen radioactieve straling kon vrijkomen „omdat de centrale goed beschermd was.”

Veel van wat ze zeiden bleek later niet te kloppen. „Ze kunnen dat rechtvaardigen door te zeggen dat ze niet wisten wat er gebeurde, maar waarom zeiden ze dat toen niet?” Kageura noemt met name de uitspraken van drie deskundigen die bij veel Japanners het vertrouwen in experts en de media aantastten.

Besmette vis

Een van hen is dr. Keiichi Nakagawa, die op 28 maart in een nieuwsprogramma van Nippon News Network (NNN, een commerciële omroep) optrad. Nakagawa is verbonden aan de afdeling radiologie van het medisch centrum van de universiteit van Tokio.

Men hoefde zich geen zorgen te maken over besmette vis en schaaldieren, vertelde hij stellig. Volgens Nakagawa had radioactief materiaal zich immers te sterk verdund in de enorme massa zeewater. Hij zei verder dat vis van nature een hoog niveau aan jodium heeft omdat vissen veel zeewier eten. Dit zou de dieren beschermen tegen radioactieve besmetting.

Begin april, een week na deze uitspraak, bleek vis in Ibaraki, even ten zuiden van Fukushima, besmet te zijn met 4080 becquerel van radioactief jodium-131 per kilo. Dat was tweemaal zo hoog als de toegestane limiet, die toevallig net de dag ervoor verhoogd was naar 2000 becquerel, een maatregel die op zich al voor grote onrust had gezorgd onder Japanners.

„De rol die de media hadden kunnen spelen”, aldus de hoogleraar, „was zelf als waarnemer en onderzoeker aan de slag gaan en informatie inwinnen. Lastige, kritische vragen stellen aan al die mensen die praatten alsof ze wisten waarover ze het hadden, zoals die bewindsman die zei dat er geen directe kwalijke gevolgen voor de gezondheid waren, terwijl hij nog niets wist van de hoeveelheid straling die was vrijgekomen.”

In een interview met de Japanse nationale omroep NHK gaf Edano, woordvoerder van de overheid tijdens de crisis, donderdag toe dat hij die eerste dagen vaak persconferenties gaf zonder dat hij wist wat er aan de hand was.

Er waren uitzonderingen. Zo doken experts van de universiteit van Kyoto en ook een team van het Japanse nieuwsblad Days Japan al snel na de ramp het gebied rond de kerncentrale in om metingen te verrichten. De hoofdredacteur van Days Japan, Ryuichi Hirokawa (hij onderzocht de gevolgen van de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl), deed samen met zijn team verslag op YouTube, op Twitter en via verscheidene blogs, en berichtte over de enorm hoge radioactieve straling.

„Geen gevaren”

Een van hun verslagen werd op 13 maart live uitgezonden door Our Planet TV, een kleine alternatieve webcastomroep die is opgezet na de terreur­aanslagen van 11 september in New York. Ironisch genoeg verkondigden kort voor die uitzending het elektriciteitsbedrijf Tepco en de overheid „dat er geen gevaren waren voor de gezondheid.” „Geen van de gevestigde Japanse media besteedde aandacht aan de verslagen van Days Japan”, zegt Kageura.

Er waren er meer die werden genegeerd. Ook de astrofysicus Junichiro Makino verzamelde reeds in een vroeg stadium informatie over radioactieve straling. Medio maart begon hij mensen te informeren via Twitter en via zijn blog.

„Vrijwel alles wat hij bekendmaakte, bleek later juist te zijn”, zegt Kageura. „Naast het Amerikaanse leger is hij waarschijnlijk de enige die een redelijke inschatting heeft gemaakt van de ernst van de situatie.”

Niet alleen de media negeerden beschikbare en waardevolle informatie. De Japanse overheid maakte zich er ook schuldig aan. Toen op 30 maart het Internationaal Atoomenergie Agentschap het advies gaf om Itatemura te ontruimen, een dorp op zo’n 40 kilometer van de kern­centrale en dus buiten de toen nog geldende evacuatiezone van 20 kilometer gelegen, schoof de Japanse regering dit advies opzij.

Het dorp werd uiteindelijk eind juni ontruimd. Tegen die tijd waren veel inwoners on­nodig blootgesteld aan straling.

„Ook hier”, zegt Kageura, „gaven de gevestigde media geen ondersteunende informatie die mensen hielp zelf te beoordelen wat er gaande was. Ze hadden op zijn minst het simpele feit kunnen noemen dat de stralingslimiet voor gewone mensen op 1 milli­sievert per jaar staat, en dat meer dan 5,7 millisievert per jaar een gebied tot gevaarlijke stralingszone maakt. Maar de media gaven zelfs die informatie niet. Mensen bleven volslagen on­wetend.”

Misdaad

De kritiek op de Japanse media beperkt zich niet tot de verslaggeving over de ramp zelf. Norio Noro, redacteur van de krant Tokyo Shinbun, wijst op de verslaggeving van demonstraties tegen kernenergie die regelmatig in heel Japan plaatsvinden.

„De Arabische lente wordt vrijwel elke dag groot verslagen”, zegt hij, „en ook de protesten in Moskou tegen Poetin worden breed uitgemeten. Maar de protesten in eigen land tegen kernenergie bleven buiten beeld. Dat is toch ongelooflijk! Ik zie dat als misdaad van de media.”

In feite is het volgens Noro een soort van zelfcensuur. „De mythe rond veilige kernenergie is door Fukushima onderuitgehaald, maar het geloof in de mythe wordt door de media in stand gehouden. Het is alsof de journalisten geloven dat ze het nationale beleid niet mogen betwijfelen.”

Noro maakt wel enig onderscheid. „Er bestaat groot verschil van mening onder Japanse kranten over kern­energie. Je hebt ruwweg de kranten die tegen zijn, zoals de Tokyo Shimbun, de Asahi Shimbun en de Mainichi Shimbun. En aan de andere kant heb je kranten die voor zijn, of in ieder geval kernenergie accepteren, zoals de Yomiuri Shimbun, de Sankei Shimbun en de Nikkei Shimbun.”

Volgens Noro zijn de problemen vooral zichtbaar bij de laatste groep, de voorstanders. „Als je kernenergie voor je land wilt behouden, sluit je al snel je ogen voor de gevolgen van radioactiviteit.”

Nucleair dorp

De redacteur van de Tokyo Shimbun ziet enkele fundamentele oorzaken van die slechte berichtgeving. Eén is de nauwe band die journalisten hebben met hun bronnen. „In Japan hebben we het vaak over het ‘nucleaire dorp’. Dat is eigenlijk een vijfhoek die bestaat uit politici, ambtenaren, grote bedrijven in de nucleaire sector (zoals Tepco, Toshiba, en Hitachi), wetenschappers, journalisten en reclamebedrijven. Wie als journalist goede contacten onderhoudt met de leden van deze vijfhoek, komt gemakkelijk aan verhalen.” De keerzijde is dat het hen eenzijdig maakt. „Deze groep journalisten is doorgaans ook de groep die de berichten van het machtige ministerie van Economie, Handel en Indus­trie verspreidt. „Ze interviewen ambtenaren, wetenschappers en specialisten binnen de wereld van kernenergie. Met tegenstanders komen ze niet in aanraking. Vanwege hun relaties met het ministerie kunnen ze ook niet of nauwelijks over problemen met kernenergie schrijven.”

Een ander probleem wordt gevormd door de zogenaamde persclubs. In Japan hebben alle overheidsinstanties en grote bedrijven zulke clubs waar journalisten van de gevestigde mediabedrijven bij zijn aangesloten om rechtstreeks informatie te kunnen vergaren. Ze fungeren als een soort doorgeefluik tussen die instanties en de media. „De journalisten die daar werken worden overspoeld met persberichten”, zegt Noro. „En in hun haast om de eerste te zijn bij het publiceren van zo’n bericht geven ze kritiekloos door wat hun is voorgeschoteld.” Dat is precies ook wat er tijdens de crisis in Fukushima gebeurde.

Veel en ingewikkeld

De Europaredacteur van de 
Asahi Shimbun, Wataru Sawamura, moet niet veel hebben van de kritiek op de Japanse media. In een recent artikel noemt hij de beschrijving van de Japanse media als „mondstuk van de overheid” een „grove stereotypering.” „Ik ben ervan overtuigd dat de Japanse media onder de moeilijke omstandigheden in Fukushima hun best hebben gedaan”, schrijft hij. „En dat onze journalisten nooit het zicht verloren hebben op de noodzaak van journalistieke onafhankelijkheid en integriteit.”

Eén knelpunt waarmee hij en zijn collega’s wel worstelden was de enorme hoeveelheid informatie, die ook nog eens technisch en ingewikkeld van aard was. Het kostte enorm veel tijd en energie om dat allemaal te analyseren en te bevatten en om het vervolgens toegankelijk te laten zijn voor hun lezers.

Daar komt bij dat persconferenties van de overheid volgens hem slechts een klein gedeelte van de informatie gaven. „Zo’n 90 procent van onze informatie kwam van eigen bronnen.”

Ook verdedigt Sawamura zich tegen de aanklacht dat de media informatie zouden hebben achtergehouden. Althans, om dubieuze redenen. Als ze dat wel deden, zaten daar juist edele motieven achter, weet Sawamura. „We waren ons er meer dan ooit van bewust dat het nauwkeurig checken van informatie van groot belang was. Dingen publiceren die niet konden worden bevestigd, zou onze integriteit hebben geschaad.”

Toch is het juist die integriteit van de Japanse media die bij veel Japanners onder druk staat. Een toenemend aantal ziet alternatieve nieuwsmedia op internet als betrouwbaarder. Zo is de kijkdichtheid van Our Planet TV –de webomroep die vanuit de besmette zone van Fukushima live uitzond– het afgelopen jaar omhooggeschoten – van 1000 kijkers per avond vóór de ramp, naar 100.000 nu.

Het zijn nog altijd onbeduidende aantallen vergeleken met de 8 miljoen exemplaren die een krant als de Asahi Shimbun dagelijks drukt. De Japanse media kunnen daarom gerust zijn. Ondanks de vele kritiek behouden ze hun enorme invloed op de Japanse samenleving.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer