Hadden we naar Calvijn geluisterd, dan was er geen crisis geweest
De economische crisis is een crisis van het kapitalisme. Calvijn is vaak gezien als wegbereider van het kapitalisme. Dat roept de vraag op of er een verband is tussen de economische principes van Calvijn en het ontstaan van de crisis.
We zouden het haast vergeten, maar de kredietcrisis is ontstaan in het ‘christelijke’ Amerika en heeft alles te maken met het daar heersende Angelsaksische model van het kapitalisme. Dit model kenmerkt zich door vrijemarktwerking met zo min mogelijk overheidsinterventie. De primaire taak van de overheid is de bescherming van privaat eigendom. Er is een sterke oriëntatie op aandeelhouderswaarde en het beloningsbeleid maakt gebruik van bonussen om het belang van managers af te stemmen op dat van de aandeelhouders.
Het Angelsaksische model is geïnspireerd door de neoliberale ideologie van economen als Friedrich von Hayek (1899-1992) en Milton Friedman (1912-2006), die beiden verbonden waren aan de universiteit van Chicago. Een belangrijke inspiratiebron van deze ideologie is ook de filosofie van het objectivisme van Ayn Rand, auteur van het boek ”Atlas Shrugged”. In deze filosofie geldt alleen het welbegrepen eigenbelang als rationeel en als hoeksteen van een gezonde samenleving. Medelijden of altruïsme is een ondeugd. Leef nooit voor een ander en vraag de ander nooit voor jou te leven, is de gedachte die haar boek doortrekt. Daarmee heeft het huidige kapitalisme in de VS een duidelijk antichristelijke voedingsbodem. Via Alan Greenspan, een fervent aanhanger van Ayn Rand –hij heeft zelfs meegeschreven aan haar boek– heeft deze ideologie zich vertaald in economisch beleid.
Weberhypothese
Maar zijn er ook geen calvinistische wortels aan te wijzen voor deze vorm van kapitalisme? Immers, de bekende hypothese van de beroemde socioloog Max Weber (1864-1920) stelt dat de oorsprong van de geest van het kapitalisme in de Reformatie ligt. Door de leer van de dubbele predestinatie van Calvijn zochten mensen naar tekenen dat zij behoorden tot de uitverkorenen. Werelds succes werd daarvoor de maatstaf. Dat motiveerde tot een seculiere roeping om geld te verdienen, redeneerde Weber. Volgens hem leidde dat tot een levensstijl van hard werken in combinatie met soberheid, waardoor accumulatie van kapitaal ontstond.
Modern historisch onderzoek beschouwt deze these echter als achterhaald. Bovendien geldt de these niet zozeer Calvijn, maar vooral het latere puritanisme, zo stelt ook Weber. Alhoewel Calvijn zeker heeft bijgedragen aan de legitimatie van het kapitalisme, stelde hij ook de nodige restricties daaraan. De principes die Calvijn hanteert, bieden juist een belangrijke bron om het huidige kapitalisme kritisch te evalueren en aanzetten te geven voor een herijking.
In de theologie van Calvijn staan geloof en genade centrale. Dit werkt door in zijn visie op economie. Het leven is een gave van God. Niemand kan een recht claimen op beloning, want alles is door God geschapen en wordt door Hem onderhouden. Zelfs de eenvoudigste taken kunnen wij niet uitvoeren zonder Gods genade. In het economisch systeem is geld het middel om over anderen te beschikken. Maar Calvijn laat zien dat wij ook hierin volledig afhankelijk van Gods zorg zijn. Dat betekent dat elke beloning met een dankbaar en nederig hart aan God aanvaard moet worden. Wij moeten ons vertrouwen op God stellen en niet op geld.
Steun voor het kaptalisme
In zijn geschriften hanteert Calvijn, als economie aan de orde komt, verschillende ethische principes. Ik benoem er zes. De eerste vier bieden steun aan het kapitalisme; de andere principes vormen daar weer juist een correctie op.
Allereerst het principe van wat ik kapitalistische rechtvaardigheid noem. Dit betekent dat men beloond moet worden voor de bijdrage die men levert aan de welvaart van anderen. Die wordt bepaald door inspanning en productiviteit. Maar is dit principe niet strijdig met het principe van genade? Voor Calvijn sluiten beide elkaar niet uit. Want een rechtvaardig loon dat de inspanning en de vaardigheid van de arbeider weerspiegelt, is datgene wat God de arbeider geeft om in zijn levensonderhoud te voorzien. Dit principe geldt ook voor het kapitaalverkeer. Calvijn was de eerste belangrijke theoloog die het vragen van rente over een lening legitimeerde. De reden is dat kapitaal het inkomen van degene die dit leent verhoogt, bijvoorbeeld doordat men hierdoor een machine kan financieren. Daarom is het rechtvaardig dat degene die dit kapitaal ter beschikking stelt, een compensatie krijgt en meeprofiteert van de extra inkomsten die zijn lening mogelijk maakt.
Ook het tweede principe, respect voor privaat eigendom, ligt ten grondslag aan het kapitalisme. Wederom kun je je afvragen hoe dit zich verhoudt tot het principe van genade. Echter, zoals opgemerkt stelt Calvijn dat God eenieder beloont naar inspanning en vaardigheid. Het eigendom dat kan worden vermeerderd door inkomen beschouwt Calvijn daarom als een uitdrukking van Gods soevereine wil.
Het derde principe waarnaar Calvijn opvallend vaak verwijst als het over economie gaat, is de gouden regel uit Lukas 6:31: behandel anderen zoals je wilt dat zij jou behandelen. Dit aloude ethische principe biedt een meer fundamentele verdediging voor de al eerder genoemde principes van kapitalistische rechtvaardigheid en respect voor eigendom. Calvijn gebruikt het bijvoorbeeld om te beargumenteren dat een eerlijk loon betekent dat het in verhouding moet staan tot inspanning. Ook inzake het lenen van geld refereert hij aan de gouden regel: wij moeten geen condities aan de lening verbinden die wij zelf ook niet zouden willen accepteren als wij geld lenen. De gulden regel is ook van toepassing op het respect voor privaat eigendom. Niemand wenst bestolen te worden door anderen.
Ook matigheid, het vierde principe, versterkt het kapitalisme, tenminste zoals Weber dat opvat. Volgens Calvijn dient een christen matig te leven. In combinatie met een positieve waardering van arbeidsinzet en het inkomen dat dit genereert leidt matigheid tot besparingen, wat een belangrijke bron vormt voor kapitaalvorming en dus voor economische groei.
Maar ook correctie
Naast deze principes die het kapitalisme steunen, benadrukt Calvijn ook nog andere principes die juist een correctie vormen op het vrije kapitalisme. Als vijfde economisch principe benadrukt Calvijn de verantwoordelijkheid van rijken tegenover de armen. Bij leningen verwerpt Calvijn het vragen van rente als het een lening aan armen betreft. Hier acht hij het Bijbelse renteverbod nog steeds van toepassing. Dit is niet enkel een zaak van barmhartigheid, maar ook van rechtvaardigheid. Calvijn was daarom voorstander van publiek gefinancierde scholing en gezondheidszorg. Pas als wij aan de plicht van barmhartigheid hebben voldaan, kunnen wij ons geld ook tegen rente uitzetten. De gouden regel impliceert op dit punt dus een correctie op de vrije markt.
Terwijl barmhartigheid hulp aan de armen betreft, is het zesde principe van dienst aan de gemeenschap breder. Het houdt in dat ons economisch handelen dienstbaar moet zijn aan de gehele gemeenschap. Calvijn past dit bijvoorbeeld toe op de beroepskeuze. Maar ook op het uitlenen van geld. Volgens Calvijn moeten er daarom grenzen worden gesteld aan vrijemarktwerking. Zo stelde hij een maximum rentevoet voor van 5 procent om misbruik en excessen te voorkomen. Want Calvijn was zich ervan bewust dat ook bankiers geneigd zijn tot het kwaad en hun vrijheid van economisch handelen kunnen misbruiken voor eigengewin ten koste van het algemeen belang.
Als je deze principes vertaalt naar de hedendaagse economie, leidt dat tot de verrassende ontdekking dat niet de principes van Calvijn die het kapitalisme legitimeren, maar juist de verwaarlozing daarvan geleid hebben tot de crisis. Allereerst is er weinig fantasie nodig om te zien dat in de aanloop van de crisis niet is voldaan aan het principe van kapitalistische rechtvaardigheid. Het bonusbeleid heeft bankiers aangezet tot transacties die op korte termijn wel winstgevend waren, maar op lange termijn grote schade hebben aangericht, ook aan aandeelhouders. Hun beloning staat dus in geen verhouding tot de bijdrage aan de algemene welvaart, noch tot het bedrijfssucces. Helaas lijkt deze praktijk hardnekkig. Zo leidde de bekendmaking dat het vijfhoofdig topmanagement van de Royal Bank of Scotland beloond werd met 24 miljoen euro, in het Verenigd Koninkrijk tot maatschappelijke verontwaardiging. Elke verhouding met de grote schade die het bankwezen aan de samenleving heeft verricht, lijkt zoek.
Weinig respect
Er is weinig bewijs dat grootschalig stelen de crisis heeft veroorzaakt. Maar gebrek aan respect voor het eigendom van anderen leidde wel op een meer subtiele manier tot het disfunctioneren van banken. De maatschappelijke functie van banken is dat zij intermediair zijn tussen vragers en aanbieders van kapitaal en zorgen voor een afstemming van behoeften aan risico. De inschatting van risico’s had evenwel weinig prioriteit, deels omdat weinig mensen de risico’s echt begrepen. Dat betekent dat banken eigenlijk gokten met het geld van anderen. Dit getuigt van weinig respect voor de belangen van de spaarders die hun geld aan de banken hadden toevertrouwd. Het motief daartoe was zo veel mogelijk winst te maken ten behoeve van de aandeelhouders en de eigen bonus.
Gebrek aan respect voor het eigendom van anderen blijkt ook uit enkele voorbeelden van misleiding. Zo is de Amerikaanse bank Goldman Sachs ervan beschuldigd dat het producten verkocht aan de Duitse IKB Bank en aan ABN AMRO, terwijl verzwegen werd dat men speculeerde op daling van de waarde ervan. IKB en ABN AMRO werden in de waan gelaten dat een betrouwbare verzekeraar het product had samengesteld. Het eindresultaat was een verlies van 1 miljard dollar voor beide banken.
Dat onmatigheid een grote rol heeft gespeeld in de crisis behoeft weinig toelichting. Dat blijkt wel uit de hoge schulden, niet alleen op macroniveau bij overheden, maar ook op microniveau. Dit verklaart waarom de crisis zo hard heeft kunnen toeslaan.
Onbalans
Een belangrijke oorzaak van de kredietcrisis is ook gebrek aan respect voor de gulden regel. Een voorbeeld is de grote onbalans tussen de inkomens die bankiers verdienden door veel risico te nemen en de lasten voor de overheid en daarmee indirect de bevolking toen dat misging. Ook nu voeren centrale banken een buitensporig ruim monetair beleid om de financiële sector te stabiliseren. Door de lage rente die banken hoeven te betalen, kunnen zij hun winst opvijzelen en via bonussen profiteren de bankiers daar weer van. Op de lange termijn zorgt deze politiek voor inflatie en de uitholling van spaargelden. Dat is een impliciete belasting voor de rest van de bevolking. Intussen wordt die wel geconfronteerd met grootschalige bezuinigingen en kunnen jongeren moeilijk een baan vinden. Het economisch beleid roept dus een geweldige spanning op met principes van rechtvaardigheid en wederkerigheid. Banken maken bewust of onbewust eigenlijk misbruik van hun onmisbare functie in de economie. Dat leidt tot een beeld van een financiële sector die ongrijpbaar is, maar intussen wel de agenda van de politiek bepaalt. Het gevolg is dat de aversie tegen banken groeit.
Je zou kunnen beweren dat de crisis juist is ontstaan door een te veel aan barmhartigheid. Immers beoogde de Amerikaanse overheid door het stimuleren van hypotheken aan arme gezinnen de toegang tot de woningmarkt te verbeteren. Maar als je erover doordenkt, dan is de achtergrond van dit beleid juist een gebrek aan solidariteit. Amerikanen zijn immers niet bereid om door middel van collectieve voorzieningen in de woningbehoeften van armen te voorzien. En dus probeerde de Amerikaanse overheid dit sociale probleem marktconform op te lossen. Maar deze oplossing bleek niet duurzaam en keerde zich uiteindelijk in haar tegendeel. Het pleidooi van Calvijn voor renteloze leningen moet daarom opnieuw vertaald worden in moderne vormen van inkomenssteun.
Zorgplicht voor de klant
De neoliberale ideologie gelooft dat de vrije markt uiteindelijk de welvaart van allen het meeste dient. De onzichtbare hand laat op eigenbelang beluste mensen onbedoeld meewerken aan de welvaart van allen. Maar dit geloof is een utopie gebleken. Eigenbelang kan ook heel destructief uitwerken. Het laat weinig ruimte voor zorg voor het belang van de klant. De zorgplicht voor de klant is schromelijk verwaarloosd en dit heeft geleid tot de ruime verstrekking van de subprimehypotheken, die aan de basis van de crisis ligt. Hoewel het primaat van de klant officieel beleden wordt in de bedrijfscodes van veel banken, laat de praktijk zien dat omzet en winsttargets weinig ruimte laten voor dit primaat. Dat zal verklaren waarom een recent onderzoek van Motivaction en Sustainable Lab laat zien dat maar 14 procent van de Nederlandse bevolking bankiers op hun woord vertrouwt, tegen 75 procent voor artsen, onderwijzers en rechters.
De geneigdheid tot het kwaad die Calvijn benadrukte, komt in het bankwezen niet zozeer tot uitdrukking in kwaadwilligheid –willens en wetens kwaad doen– maar veeleer in de vorm van wilszwakte om het klantbelang werkelijk tot gelding te brengen en morele onnozelheid, het niet beseffen wat voor schade men daardoor aanricht. Het is daarom van groot belang dat de institutionele randvoorwaarden voor het bankwezen opnieuw worden bezien zodat zijn publieke functie beter gewaarborgd wordt, zo nodig door deze functies af te schermen van de markt.
Te grote passiviteit
Ik denk dat de calvinistische principes van genade en geloof licht werpen op de onderliggende geestesgesteldheid die heeft geleid tot de crisis. Waarom zijn sommige bankiers zo gebrand op hoge bonussen dat zij hun professionele ethiek verwaarlozen? Waarom maakt het rijke Westen zulke hoge schulden en doen wij een beroep op China en Brazilië om ons bij te staan? Waarom zijn burgers in de VS zo fel tegen belastingheffing om sociale noden te lenigen? Waarom dreigt de veel beleden zorg aan klanten toch altijd weer overruled te worden door winst-en omzettargets? Zou dat niet te maken hebben met hoe wij in het leven staan? Dat wij vergeten hebben dat het leven een gave is van God? Dat wij alles ontvangen en dat wij dat niet krampachtig en koste wat het kost moeten zien vast te houden?
De bovenstaande analyse laat zien dat het huidige kapitalisme op belangrijke punten afwijkt van de waarden die daaraan ten grondslag hebben gelegen en door Calvijn verdedigd zijn. Dat roept de vraag op waar wijzelf als calvinisten staan. Want alhoewel Calvijn zichzelf verre hield van materieel gewin, geldt dat veel minder voor stromingen die uit het calvinisme zijn voortgekomen. Wat dat betreft had Weber toch een punt. Het geloof in de onmacht van de mens om het goede te doen kan verworden tot een te grote passiviteit jegens de macht van het geld. Calvijn helpt ons deze tekortkomingen te identificeren. Laten wij de kredietcrisis aangrijpen om ook ons eigen leven te herijken in het licht van de principes die Calvijn in gehoorzaamheid aan de Schrift uitdroeg.
Prof. dr. Johan Graafland
Johan Graafland (1960) studeerde economie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en theologie aan de Universiteit van Utrecht. Hij is hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan Tilburg University en verbonden aan het Tilburg Sustainability Center en het European Banking Center aldaar. Hij is gespecialiseerd in filosofie van de economie, de ethiek van de markt, bedrijfsethiek, maatschappelijk verantwoord ondernemen en de relatie tussen economie en religie. In 2007 publiceerde hij ”Het oog van de naald. Over de markt, geluk en solidariteit” (Kampen, Ten Have) over de christelijke visie op de markteconomie.