De hel wel voor Hitler en niet voor Ghandi?
„Bij jullie in de kerk heerst een angstcultuur.” Het werd me onlangs voor de voeten geworpen. „Je moet dit en je moet dat, en als je ook maar een klein beetje uit de band springt dan dreigt de dominee met hel en verdoemenis.”
Het verwijt is niet nieuw. Toch is dat geen reden om er dan maar geen aandacht aan te besteden. Ook al klopt het beeld niet, er is kennelijk een groep buitenkerkelijken die er wél zo tegen aankijkt.
Wie wat rondsurft op internet, ziet dat zulke reacties zeker geen uitzondering zijn. Kijk alleen maar naar de discussies in andere media over het recente rapport rond huiselijk geweld en misbruik in orthodox-protestantse kring.
Niet alleen buiten de kerk maar ook bij Bijbelgetrouwe christenen leven zulke vragen. „God is toch een God van liefde? Hoe kun je nu mensen jaloers maken op het dienen van de Heere met preken waar je neerslachtig van wordt? Hoe zal een jonge generatie ooit hunkeren naar genade als we hen slechts laten huiveren voor de hel? Hoe kun je het Evangelie aanprijzen met de boodschap dat God uiteindelijk miljarden mensen eeuwig zal straffen?”
Bumpersticker
De discussie hierover zal vast weer oplaaien als, in de week van Goede Vrijdag, bij uitgeverij Kok de Nederlandse vertaling van het boek van Rob Bell verschijnt. Bell was predikant van de Mars Hill Bible Church in Grand Rapids en schreef begin vorig jaar ”Love wins”. De Nederlandse titel wordt: ”En de meeste van deze is… liefde”. Zijn boek veroorzaakte veel ophef, omdat Bell vraagtekens plaatst bij de eeuwige straf in de hel (zie ook Time Magazine en CV Koers). In zijn ogen geeft God alle mensen een tweede kans, zodat niemand eeuwig in de hel hoeft te blijven.
In de VS rijden intussen auto’s rond met stickers op hun bumper: ”Love wins”. Dat lijkt me niet de manier om het gesprek aan te gaan over dit moeilijke onderwerp. Bij Bells boek passen geen gemakkelijke antwoorden. Wat dat betreft herken ik me in de weblog van dr. B. Loonstra, die deze week ook over dit onderwerp schreef. Hij doet niets af van het bestaan van de hel, maar schrijft toch: „De hel is wel zo afschuwelijk, dat het mij onmogelijk is er geen moeite mee te hebben.”
Wie slechts een halfuur nadenkt over tijd en eeuwigheid, zal hoe dan ook huiveren. De rillingen liepen over mijn rug toen ik als puber het boek las van de zeventiende-eeuwse lekentheoloog Cornelis van Niel: ”Den donder-slagh der godloosen, wegens het schrickelijcke oordeel, ende de pijne der hellen”.
Nog moeilijker wordt het om te beseffen dat de moordenaar aan het kruis en koning Manasse deze afschuwelijke straf ontliepen. De hel voor Hitler, daar hebben weinig mensen medelijden mee, maar geldt dat ook voor Gandhi?
Zoiets laat zich niet uitleggen. Je merkt ook in gesprekken, en soms in preken, dat mensen dit onderwerp vermijden of er heel omfloerst over spreken. Toch is er alle reden om die eeuwige straf niet onbenoemd te laten, zelfs niet in een gesprek met de evangelisatiefolder in de hand.
De Engelse bisschop J. C. Ryle schreef daar in 1878 over: „Gelooft u in de Bijbel? Vertrouw die dan, de hel is een onderwerp dat niet onbesproken moet blijven. Het is opvallend hoeveel teksten daarover in de Schrift staan. Het is opvallend dat niemand daarover zoveel gezegd heeft als onze Heere Jezus Christus, die genadige en ontfermende Heiland; en de apostel Johannes, wiens hart zo vol liefde blijkt. We mogen ons waarlijk wel afvragen of wij predikanten daar wel genoeg over spreken.
Ik kan de woorden van een stervende hoorder van meneer Newton niet vergeten: „Meneer, u hebt mij vaak verteld over Christus en de behoudenis; waarom hebt u mij niet vaker herinnerd aan de hel en het gevaar?” (…) Wat zou u zeggen van de man die ziet dat het huis van zijn buurman het gevaar loopt af te branden en die niet bereid is om „brand” te roepen?”
De Engelse predikant schrijft dat hij zichzelf zou beschouwen als een handlanger van de duivel als hij niet over de hel zou spreken. Dat heeft dus niets met dreigen te maken, maar juist met een liefdevolle waarschuwing. Wie maar een sprankje van de hel heeft gevoeld, zal ook Hitler die plaats nooit meer toewensen.
Parel
In zijn boek plaatst Bell zijn vraagtekens niet bij het bestaan van de hel maar bij de eeuwigheid van de straf. Opvallend, want veel theologen zijn het erover eens dat die straf even eeuwig is als de heerlijkheid in de hemel voor Gods kinderen. Bell vindt dat echter in strijd met „Jezus’ boodschap van liefde, vrede, vergeving en vreugde die onze wereld zo wanhopig nodig moet horen.”
Dat is een ernstige misvatting. Het is eerder andersom. Goede Vrijdag getuigt van het onuitsprekelijk lijden, de helse kwelling in Gethsemané en op Golgotha – en juist daardoor verlost Hij anderen van de helse benauwdheid en pijn. Als het met minder had gekund, is het ondenkbaar dat God zo’n zwaar offer zou hebben verlangd. De eeuwigheid van de straf weerspiegelt de mateloze genade voor degenen die Jezus ervan verlost. „Juist de realiteit van de hel en de toorn van God over de zonde laten ons zien dat ”God is liefde””, schreef dr. M. J. Kater hierover in De Wekker.
Zo past ook die afschuwelijke boodschap van de eeuwige straf in de hel –hoe moeilijk ook– bij een gesprek met een onkerkelijke buurman of iemand die je een angstcultuur verwijt. Tegen die gitzwarte achtergrond flonkert de Parel van grote waarde des te schitterender.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren? welbeschouwd@refdag.nl
Lees ook:
Dr. W. van Vlastuin: Stuurt een goede God mensen naar de hel?
Ds. A. Haasnoot: Hel is aansporing tot evangelisatie