De Wereldbank berekende dat in 2008 1,29 miljard mensen in extreme armoede leefden, ofwel van minder dan 1,25 dollar per dag. Dat is nog altijd 22 procent van de bevolking van ontwikkelingslanden, maar afgezet tegen de cijfers uit 1981 –1,94 miljard extreem armen ofwel meer dan de helft van de totale bevolking– is er sprake van een duidelijke afname. Tussen 2005 en 2008 daalde het aantal mensen in extreme armoede in alle zes de continenten, aldus de bank.

De Wereldbank heeft definitieve cijfers tot 2008, maar stelt uit voorlopige cijfers dat de armoede sindsdien verder is blijven afnemen. Daaruit concludeert de bank dat de wereldwijde economische recessie geen verregaande invloed op het armoedecijfer heeft.

De grootste vooruitgang in armoedereductie is bereikt in Oost-Azië en het gebied rond de Stille Oceaan. Dit gebied gold in 1981 als de armste regio op aarde met een aandeel van 77 procent extreem arme inwoners. In 2008 lag dit aandeel op 14 procent. Die afname komt met name op het conto van China.

Het aandeel mensen in extreme armoede in Afrika onder de Sahara is voor het eerst onder de 50 procent gezakt naar 47 procent. In 1981 lag dit nog op 51 procent, in 2002 op 55,7. „Mensen zijn gewoon zich bezorgd af te vragen of Afrika altijd arm zal blijven”, stelde een expert dinsdag opgetogen in The New York Times. „Nu, het lijkt er niet echt op, of wel?”

De vooruitgang in de bestrijding van de wereldwijde extreme armoede zou zo sterk zijn, dat de millenniumdoelstelling om het aantal armen op aarde tussen 2000 en 2015 te halveren, nu al bereikt is.

De daling van het percentage mensen in extreme armoede is overigens relatief. Wanneer de grens op 2 dollar per dag gesteld wordt, is de afname tussen 1981 en 2008 maar beperkt: van 2,59 miljard naar 2,47 miljard. De voormalige extreem armen zijn veelal dus nog altijd arm.