Onderzoek UvA: Religie wakkert polarisatie niet aan
AMSTERDAM – Levensbeschouwelijke organisaties in Nederland doen niet mee aan de polarisatie rond moslims en de islam. Ze hebben juist een de-escalerende rol gespeeld in tijden van kritiek op de islam.
Dat concluderen de wetenschappers Sipco Vellenga en Gerard Wiegers van de Universiteit van Amsterdam in een dinsdag verschenen onderzoek. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie had opdracht gegeven tot de studie.
Vijf islamkritische uitingen staan centraal in het onderzoek: de film ”Submission” (2004), de Deense cartoonaffaire (2005-2006), de film ”Fitna” (2008), de film ”An Interview with Mohammed” (2008) en het Zwitserse minarettenverbod (2009). De onderzoekers keken naar de manier waarop de leiding van 21 islamitische en niet-islamitische levensbeschouwelijke organisaties hierop reageerde en welke factoren daarbij een rol gespeeld hebben.
De wetenschappers hebben tien islamitische, vijf christelijke, drie joodse, een hindoeïstische, een boeddhistische en een humanistische organisatie onder de loep genomen. De vijf onderzochte christelijke organisaties zijn de Raad van Kerken, de Rooms-Katholieke Kerk, de Protestantse Kerk in Nederland, SKIN (een koepel van migrantenkerken) en de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Stichting Evangelie & Moslims (door de onderzoekers samengenomen).
De onderzochte islamkritische uitingen hebben volgens de wetenschappers een scala aan reacties opgeroepen. Nadat ze die in kaart gebracht hebben, concluderen ze dat „de onderzochte religieuze organisaties, althans de leiding daarvan, in het huidige tijdvak in Nederland vooral een bron van de-escalatie zijn in de polarisatie rondom de islam.”
In reactie op islamkritiek en anti-islamitische uitingen hebben de ”mainstream” islamitische, christelijke en joodse organisaties de onderlinge banden aangehaald, zo komt uit de studie naar voren. De onderlinge afstand die men ziet tussen de eigen levensbeschouwing en die van andere organisaties speelt daarbij een belangrijke rol. „Hoe meer verwantschap leiders zien tussen het ”geloofsstelsel” van hun organisatie en dat van andere organisaties, hoe sterker ze ertoe neigen te investeren in inter-levensbeschouwelijke activiteiten en samenwerking in reactie op de uitingen.”
Het onderzoek is „uniek”, zei prof. dr. Gerard Wiegers, een van de onderzoekers, vanmorgen in een toelichting op het rapport. „Hoe een heel spectrum van religieuze organisaties op dergelijke factoren reageert, is nog nooit onderzocht.”
De vraag die aan het onderzoek ten grondslag ligt, is of religie in tijden van maatschappelijke polarisatie samenbindend kan werken, aldus Wiegers. Die vraag is in ieder geval ten dele bevestigend beantwoord, zegt hij. „Een aantal grote organisaties heeft –vooral onder invloed van ”Fitna”– de onderlinge banden aangehaald. Ook al is er niet één lijn te onderkennen, ze gaan allemaal in ieder geval zeker niet mee in de polarisering rond de islam.”
De conclusies hebben de onderzoekers „verrast”, zegt Wiegers. „We hadden niet verwacht dat de organisaties zo’n rijkdom vertoonden. Zo heeft originele en inventieve aanpak van sommige islamitische organisaties ons aangenaam verrast.”
De Amsterdamse hoogleraar ziet een parallel tussen de opstelling van orthodoxe moslims en orthodoxe christenenen in de samenleving. „Een organisatie als de Federatie Islamitische Organisaties Nederland benadrukte in reactie op ”Fitna” dat je een goede moslim kunt zijn in het Westen. Je ziet dat men zich niet sterk richt op andere islamitische of andere levensbeschouwelijke organisaties. Iets dergelijks zie je in de kringen van orthodoxe christenen. Zij zeggen: „Wij zijn orthodox, maar ook goede Nederlanders” en hebben tegelijk weinig openheid naar andere religieuze organisaties.”
De studie besluit met een korte blik op de toekomst. Het levensbeschouwelijke veld in Nederland zal dan vermoedelijk bestaan uit een groot aantal zelfbewuste religieuze minderheidsgroepen, schrijven de wetenschappers. Deze groepen zullen strategisch met elkaar omgaan. Aan de ene kant zullen ze willen samenwerken op punten van gemeenschappelijk belang. Aan de andere kant zullen ze juist ook hun eigenheid benadrukken. Of dit laatste de polarisatie rond de islam bevordert, zal vooral afhangen van de vraag of ze de nadruk op de eigen identiteit kunnen verbinden met een respectvolle omvang met andersdenkenden, zo stellen de onderzoekers.