Commentaar: Start stichting Levenseindekliniek veelzeggend en bedenkelijk
Op een resolute toon waarin tegelijkertijd de nodige nonchalance doorklonk, liet minister Schippers (VWS) de Tweede Kamer onlangs weten dat zij de stichting Levenseindekliniek op geen enkele manier wil beletten haar werkzaamheden te beginnen. Welke arts het euthanasieverzoek van de patiënt beoordeelt, maakt, zo stelde de VVD-minister in de Kamer, voor de zorgvuldigheid niet per se uit.
De eigen huisarts, die het verzoek beziet in de context van een vaak langdurige behandelrelatie en bij uitstek kan nagaan of het lijden uitzichtloos en ondraaglijk is en of de doodswens vrijwillig en weloverwogen geuit is? Schippers heeft geen bezwaar. Een ambulante arts van de stichting, die van adres naar adres gaat en zich op grond van enkele gesprekken een beeld moet vormen van een hem onbekende patiënt, misschien aangevuld met een dossier dat een vorige arts heeft aangedragen? Schippers vindt het een prima alternatief.
Het gros van de Kamer deelt schokkend genoeg haar visie. Gevolg: vanaf donderdag kan de stichting aan de gang. Het is opnieuw een wapenfeit dat de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), de initiator van de stichting, op haar conto kan schrijven. Cruciaal in dit verband is dat de NVVE binnen de kaders van de euthanasiewet in de stichting eindelijk hét instrument heeft gevonden waarmee de terughoudende arts kan worden omzeild of overruled. Twijfelt de eigen huisarts of weigert hij de euthanasie uit te voeren? Dan op naar de arts van de stichting Levenseindekliniek. Welke arts tot de wettelijk vereiste overtuiging komt dat er aan de zorgvuldigheidsbepalingen van de wet is voldaan, heeft de wetgever immers nergens gespecificeerd.
Dat de euthanasiewet zo kan worden uitgehold, komt mede doordat de aandacht van de Kamer voor de euthanasiepraktijk na het van kracht worden van de euthanasiewet is verslapt. Is er consensus bereikt over een democratisch tot stand gebrachte regeling, dan eindigt daarmee in Nederland veelal ook het maatschappelijk-ethische debat, analyseerde de historicus Kennedy in 2002 terecht. Voeg daaraan toe dat leden die de wetsgeschiedenis rond euthanasie nog paraat hebben al hoog en breed uit de Kamer zijn vertrokken en het is duidelijk: in zo’n context kan Schippers de bezwaren die er nog leven met het grootste gemak wegwuiven, zelfs die van artsenorganisatie KNMG. Zorgvuldige besluitvorming rond het levenseinde vergt een integrale zorgbenadering, een open blik, waarschuwde de KNMG bij herhaling; geen tunnelvisie waarin de dood de enige uitkomst is. Schippers en een Kamermeerderheid hebben er geen boodschap aan.
De kritiekloze acceptatie door de Kamer contrasteert overigens in geen enkel opzicht met de doorgaans laconieke manier waarop de komst van de stichting in Nederland is ontvangen. Integendeel, de bejegening door de Kamer is veeleer een perfecte weerspiegeling daarvan. Dat stemt somber, ook met het oog op toekomstige ontwikkelingen. En het zorgelijkste dat met het oog op die toekomst moet worden gezegd is misschien wel dit: elk land, zeker het land dat Gods geboden opzijschuift, krijgt de euthanasiepraktijk die het verdient.