„Uien moet je altijd telen”
Het voorjaar komt eraan. Nog even en dan gaan de boeren weer met hun zaai- en pootmachines de akkers op. Uientelers doen dat met gemengde gevoelens. In veel schuren ligt de oogst van vorig jaar nog te wachten op een koper die meer wil betalen dan een dumpprijs. Cees Hazenberg ziet er een les in. „Wij blijven afhankelijk.”
Grijze luchten, kale akkers, langgerekte ploegvoren. De Noordoostpolder wacht op het voorjaar. Als de zon doorbreekt en de vogels fluiten, begint het bloed van de boer sneller te stromen. Het zaaizaad voor het nieuwe seizoen is besteld en het pootgoed staat klaar in de schuur. Als straks het land ‘bekwaam’ is, gaat hij aan de slag.
Cees Hazenberg (55) uit Emmeloord heeft het teeltplan voor zijn 48 hectare pachtgrond klaar. Een derde is bestemd voor pootaardappelen en op de rest komen gelijke oppervlaktes suikerbieten, witlofpennen, tarwe en uien.
Ook uien zal hij weer zaaien, zoals hij altijd heeft gedaan sinds hij in 1994 het bedrijf van zijn vader overnam. Maar hij aarzelde wel. „Ik heb het zaad pas vorig week besteld.”
Concurrentie
Die aarzeling is alleszins begrijpelijk, want in de schuur ligt nog 400 ton prachtige goudgele uien van de vorige oogst. Ondanks de uitstekende kwaliteit wil de handel er vrijwel niets voor geven. De concurrentie op de exportmarkten is te groot, en van de export moet de uienteelt het toch van hebben: twee derde van de Nederlandse uien gaat de grens over. „Als de markt niet verandert, moet ik straks misschien wel geld toegeven”, zegt Hazenberg spijtig.
De ui is nog een van de weinige ‘vrije’ gewassen in de akkerbouw. Dat betekent dat de boer zelf bepaalt wanneer en aan wie hij zijn oogst verkoopt. Het is een spel met de markt, waarbij je soms flink verdient maar een ander jaar dik verlies draait.
Zo’n gewas trekt gelukszoekers aan: boeren die, gelokt door een goed jaar, besluiten om het ook eens te proberen. Met als gevolg dat er te veel uien komen en de prijs inklapt. Achter de markt aan telen heet dat, en dat is precies wat dit seizoen is gebeurd.
De leraar op de landbouwschool zei het al: „Uien moet je altijd telen, of nooit.” En dat zegt niet alleen iets over de markt, maar ook over de vereiste kennis van deze groente. Hazenberg: „Uien zijn erg gevoelig. Het zijn doetjes, die je met liefde moet behandelen.”
Beursnotering
Hazenberg heeft de misère op de uienmarkt natuurlijk zien aankomen. Toen in januari 2011 de wekelijkse beursnotering voor uien in Emmeloord boven de 25 cent per kilo steeg, een prijs die in jaren niet was voorgekomen, bestelden veel boeren extra zaaizaad. Ook in het buitenland werden meer uien gezaaid.
„Dan voel je dat het fout gaat”, blikt Hazenberg terug. Even overwoog hij om de uienteelt maar een jaar te laten schieten. „Misschien moesten we maar tarwe zaaien, dan weet je wat je hebt”, zei hij tegen zoon Frits, de beoogde bedrijfsopvolger. „Maar die was het er niet mee eens. Hij zei: Pap, dat kun je niet doen, je hebt altijd al uien geteeld.”
Toen na het zaaien het voorjaar erg droog uitpakte en de jonge uienplantjes het heel moeilijk hadden, kreeg de polderboer weer wat hoop. „Als die droogte nou wat zou aanhouden en we allemaal wat minder kilo’s zouden rooien, kon het misschien nog goed komen.”
Het pakte anders uit. De zomer bracht veel regen. In Nederland en ook elders in Europa was later sprake van een overvloedige oogst.
Bij alle slechte vooruitzichten voor de prijsvorming had Hazenberg er toen voor kunnen kiezen om zijn uien in de grond te laten zitten en later onder te ploegen. Dat zou hem tenminste de oogst- en bewaarkosten hebben bespaard. Toch deed hij dat niet. „We hebben steeds de zegen van de Heere gevraagd over ons werk. Dan kan ik daar niet toe komen”, verklaart hij.
Uien onderploegen heeft Hazenberg maar één keer gedaan, maar dat was overmacht. „Het was in het extreem natte najaar van 1998. Toen konden we niet met de machines op het land komen. De uien lagen in het water. Daarna viel de vorst in, gevolgd door dooi en weer door vorst. Dan zijn uien niet meer te redden.”
Zonnig weer
Tijdens de oogst eind september was het in de polder prachtig, zonnig weer. Na het rooien bleven de uien een paar dagen op het land liggen, zodat ze lekker konden drogen. Pakweg de helft van de uien ging vervolgens direct naar de handelaar, de rest werd de schuur in gereden.
‘Af land’ verkopen doet Hazenberg altijd om twee redenen. Allereerst omdat hij niet alle uien zelf kan bewaren, maar ook om tenminste zijn teeltkosten terug te verdienen. „Mijn vader zei altijd: Met je kosten moet je niet speculeren”, verklaart hij. Maar deze keer brachten de uien maar 1 tot 2 cent per kilo op, terwijl de kostprijs zeker drie tot vijf keer hoger ligt.
De winst moet normaliter komen van de uien die in de schuur liggen. Die verkoopt Hazenberg later in het afzetseizoen, als de prijzen meestal beter worden. Deze winter heeft hij al een deel op contract verkocht, eveneens tegen een dumpprijs. Ongeveer 200 ton is nog vrij, zoals dat heet.
Het hele seizoen is de prijs die de boeren voor hun uien kunnen krijgen al bedroevend en het ziet er niet naar uit dat daar de komende tijd nog verandering in komt. Op dit moment ligt de beursnotering op ongeveer 0,5 cent per kilo.
Intussen kampen veel Nederlandse telers ook met kwaliteitsproblemen. In de natte zomer hebben de uien te veel water opgenomen, waardoor ze tijdens de bewaarperiode gevoeliger zijn voor ziekten. Daardoor gaan ze rotten. Alleen de beste partijen worden nog verkocht, het mindere spul gaat in het veevoer of in de vergistingsinstallatie of zal straks op het land worden uitgereden.
De uien van Hazenberg zijn nog prima, maar ook hij zal zijn verlies moeten nemen. Toch wacht hij zo lang mogelijk. Als de buitentemperatuur niet te hoog oploopt, kan hij de uien wel tot april of mei goed houden.
„Je kunt nooit weten. In Oost-Europa is het erg koud en ze hebben daar niet zulke goede bewaarplaatsen. Als daar straks de dooi invalt, zal blijken hoeveel uien verloren zijn. Misschien trekt de vraag dan wat aan”, hoopt de Emmeloorder.
Schepping
Hazenbergs bedrijf zal niet omvallen, ondanks het dramatische uienseizoen. De markt voor pootaardappelen, het hoofdgewas op het bedrijf, is goed en ook de bietenprijs was dit jaar best. Collega-boeren die, behalve van uien, afhankelijk zijn van de teelt van consumptieaardappelen hebben het zwaar, weet hij. Ook die markt is helemaal ingestort.
Intussen blijft Hazenberg een echte boer, met liefde voor zijn vak. „Je werkt in de schepping. Als je ziet hoe mooi alles straks weer bloeit en groeit, prachtig!”
Er zijn ook boeren die puur voor het geld gaan. Die vooral naar de buurman kijken en steeds maar proberen elkaar de loef af te steken. Zo zit de Emmeloorder, ambtsdrager in een van de christelijke gereformeerde kerken in Urk, niet in elkaar. „Dat is de wereld. Wij blijven afhankelijk van de Heere. Ook onder christenen zijn grote boeren, maar als het goed is staan ze anders in het leven.”
Uitrijden of vergisten
Land- en tuinbouworganisatie LTO krijgt vragen van telers die met onverkoopbare partijen uien omhoogzitten. Het zijn partijen met veel tarra: zieke of rotte uien, grond en onkruidresten. Door die verontreinigingen zijn zulke uien volgens LTO minder geschikt voor biovergisting. LTO adviseert de boeren hun uien tijdelijk achter de schuur te storten en op een geschikt moment over het land te verspreiden.
Voor zo’n tijdelijke opslag gelden per provincie verschillende regels. Belangrijk is dat de hoop goed wordt afgedekt, stelt LTO, om te voorkomen dat die een besmettingsbron wordt voor het nieuwe teeltseizoen.
Voor het uitrijden over de akkers gelden landelijke regels. Uien worden beschouwd als oogstrestanten. Daarom is uitrijden toegestaan. De uien moeten gelijkmatig over de akker worden verspreid en daarna ondergewerkt.