Voorstel hervorming woningmarkt nadelig voor huurders
Het woensdag gepresenteerde stappenplan om de woningmarkt te hervormen (RD 24-2), is nadelig voor huurders, reageert Ronald Paping.
Enkele vooraanstaande economen presenteerden woensdag het zesstappenplan ”Naar een duurzame financiering van de woningmarkt”. Zij bepleiten een hervorming van de woningmarkt.
Belangrijkste element uit het plan is de versobering van de fiscale behandeling van de eigen woning. Het aftrekpercentage moet geleidelijk omlaag van (maximaal) 52 naar 30. Tegelijkertijd zouden de tarieven van de inkomstenbelasting moeten worden verlaagd, zodat er geen nivellering ontstaat.
Met een vrijstelling van 300.000 euro kunnen de eigen woning en de hypotheekschuld dan belast worden in box 3 van de inkomstenbelasting. Verder moet de financieringsstructuur van de hypotheekmarkt verbeteren en de nationale hypotheekschuld verminderd worden.
De economen stellen verder dat de huren geleidelijk meer marktconform moeten worden. Dat kan door een jaarlijkse huurstijging van maximaal 2 procent boven de inflatie toe te laten.
Met deze oproep van toonaangevende economen is er vrijwel unanimiteit over de noodzaak van de hervorming van de woningmarkt. Nu alleen VVD, PVV en CDA nog.
Het stappenplan biedt interessante elementen voor een hervorming van de woningmarkt. De economen hebben echter vooral oog voor de financiering van de woningmarkt, en minder voor het functioneren ervan.
Ik ben van mening dat zij zich onvoldoende realiseren dat marktconforme huren in een verstoorde woningmarkt niet leiden tot optimale resultaten. De betaalbaarheid van het huren zal voor grote groepen in de samenleving verder onder druk komen te staan.
Verder ontbreekt een gelijke behandeling van kopers en huurders. Dit voor de Woonbond essentiële uitgangspunt zou tot uitdrukking moeten komen in een eigendomsneutraal overheidsbeleid: een eigendomsneutrale woontoeslag en een gelijke fiscale behandeling van huren en kopen.
Bezit en schuld moeten voor kopers en huurders gelijk behandeld worden en ook de mogelijkheid om belastingvrij te sparen dient gelijk te zijn. Daarbij past geen vrijstelling in box 3 van de eigen woning van 300.000 euro, dan wel dat er een gelijke huurbijdrage van maximaal 3600 euro per jaar komt (1,2 procent van de WOZ-waarde van 300.000 euro).
De economen gaan uit van inkomensneutraliteit van de operatie. De hervorming mag volgens het plan niet leiden tot nivellering van hoge en lagere inkomens. Dit uitgangspunt is echter te absoluut. Hogere inkomens profiteren nu immers onevenredig veel van de hypotheekrenteaftrek.
Wat ons betreft heeft de politiek de taak en de plicht om, als er elementen in de belastingwetgeving zijn die onterecht leiden tot bevoordeling van hoge inkomens en benadeling van lagere inkomens, deze onterechte denivellering recht te zetten.
Daarbij valt vooral te denken aan de hoge hypotheekrenteaftrek voor hoge inkomens, tegenover de torenhoge huurquotes voor lagere en bescheiden middeninkomens.
Te makkelijk wordt door de economen verder gesteld dat de huren met 2 procent boven de inflatie mogen stijgen. Een jarenlange stijging betekent dat de koopkracht van huurders fors dreigt te worden aangetast.
Als er sprake is van een boveninflatoire huurverhoging, dan moet dit in ieder geval inclusief harmonisatie zijn en gedifferentieerd worden naar de mate waarin huurders goedkoop of duur wonen.
Maar dan nog is een dergelijke maatregel alleen bespreekbaar als de woningmarkt beter gaat functioneren door afschaffing van de hypotheekrenteaftrek en het aanpakken van andere verstoringen op de woningmarkt, zoals de hoge grondprijzen.
Randvoorwaarde voor de Woonbond is verder dat huurders met lage en bescheiden middeninkomens voldoende koopkrachtgaranties krijgen. De hogere huren dienen gecompenseerd te worden door lagere belastingen en een robuuste woontoeslag.
Merkwaardig is overigens dat de economen ervoor pleiten dat de corporaties de woontoeslag van hun huurders betalen. Waarom geldt dat niet voor particuliere verhuurders?
Een nog principiëlere vraag is waarom de huursector de inkomensondersteuning van huurders moet financieren, terwijl de inkomensondersteuning van kopers uit de algemene middelen gaat. Dat is niet consequent.
De auteur is directeur van de Woonbond.