Geheim Vaticaans Archief zet deur op een kier
De wereldgeschiedenis in honderd handschriften. Zo kan de tentoonstelling ”Lux in arcana” –licht op geheimen– in Rome worden getypeerd. Te zien zijn belangrijke documenten uit het Geheim Vaticaans Archief. Ook voor protestanten een interessante bron.
Paus Leo X verblijft in het voorjaar van 1519 in zijn buitenverblijf annex jachtkasteel net buiten Rome. Daar ontvangt hij de Duitse theoloog Johannes Eck. Eck is met kardinaal Pietro Accolti de belangrijkste man achter de tekst die zal uitmonden in de pauselijke bul ”Exsurge domine” (”Sta op, o Heer”). De bul is een reactie op Luthers optreden in Wittenberg. De paus veroordeelt 41 van zijn 95 stellingen en eist dat de hervormer afstand neemt van zijn ‘vergissingen’. Als Luther niet binnen zestig dagen gehoor geeft aan de pauselijke eis zal excommunicatie volgen.
De bul, waarvan Leo X de tekst die middag tijdens de jacht goedkeurt, komt op 15 juni 1520 uit. Het document wordt gekopieerd en verspreid in het Duitse Rijk. Niet overval wordt de bul met instemming ontvangen. Zo wordt in Leipzig een exemplaar in de modder gekwakt. In Erfurt gooien studenten theologie het handschrift in de rivier.
Nadat het ultimatum van zestig dagen is verstreken, laat Maarten Luther een kopie van de pauselijke bul verbranden. Vervolgens wordt Luther, op 3 januari 1521, in de ban gedaan met de bul ”Decet romanum pontificem” (”Het behaagt de paus van Rome”), die ook op de tentoonstelling is te zien.
Capitool
Het zal geen verbazing wekken dat van de bul ”Exsurge domine” voor zover bekend geen exemplaren meer bestaan, behalve één kopie in het Vaticaan. Het rust al eeuwen in het Geheim Vaticaans Archief. Dit exemplaar van ”Exsurge domine” is nu voor de eerste keer buiten het Vaticaan te zien. Samen met andere stukken speelt het de hoofdrol op de tentoonstelling ”Lux in arcana” in de Capitolijnse Musea voor archeologie en kunst uit de oudheid en de renaissance. Niet alleen is het Capitool van oudsher het centrum van Rome, het ligt ook maar 3 kilometer van het Vaticaan vandaan. In geval van nood kan het archief zo weer terug, lijkt de boodschap.
De Capitolijnse Musea vormen overigens een prachtig complex dat al sinds 1471 als museum bestaat. In dat jaar maakte paus Sixtus IV een begin met het bijeenbrengen van een collectie die beschouwd wordt als de start van het eerste ‘openbare’ museum ter wereld. Het was deze paus die de opdracht gaf voor de bouw van de Sixtijnse Kapel en er zijn naam aan verbond.
Op de tentoonstelling, die op 1 maart wordt geopend, is niet alleen ”Exsurge domine” te zien, maar ook 99 andere historische documenten (manuscripten, registers, boekrollen en codices) die samen een overzicht geven van de wereldgeschiedenis van de laatste 1200 jaar, in elke geval van de Europese en de Amerikaanse historie. Het is bijzonder om een blik te mogen werpen op de zeventiende-eeuwse procesakten van Galileo Galilei (1564-1642) of op de pauselijke bul ”Bolla inter cetera” (1493) die betrekking had op de ontdekking van Amerika.
Monsterboek
Ook bijzonder zijn de veertiende-eeuwse procesakten tegen de tempeliers, een brief van de kunstenaar Michelangelo die in financiële problemen verkeert en de ”Dictatus papae” uit 1075, waarin staat dat de bisschop van Rome de primus inter pares (eerste onder zijns gelijken) van zijn collega’s is, maar bijvoorbeeld ook vorsten kan afzetten, en door niemand kan worden beoordeeld.
Een bijzonder archiefstuk, dat appelleert aan Italië als modeland, is het monsterboek uit de 18e eeuw waarin twee leden van het Florentijnse wolgilde hun klanten –kloosters en abdijen– tientallen lapjes stof presenteren waaruit gekozen kon worden voor het maken van een habijt.
Hendrik VIII
En er is nóg een stuk dat een belangrijke rol speelde tijdens de Reformatie. Het is 1530. Al maanden ligt er een aanvraag bij paus Clemens VII voor het ontbinden van het (eerste) huwelijk van de Engelse koning Hendrik VIII en Catharina van Aragon. De koning vindt dat het lang genoeg heeft geduurd en spoort het Britse parlement, met name het House of Lords (het Hogerhuis), aan om de druk op Rome op te voeren: het moet een brief aan de paus ondertekenen.
Het parlement gaat in debat, maar het gaat Hendrik VIII allemaal niet snel genoeg. Op 16 juni neemt hij bijna alle aanwezige parlementariërs, inclusief een kardinaal en enkele ordegeestelijken, voor een persoonlijk gesprek apart, waarop iedereen door de knieën gaat.
Maar het is niet genoeg en het document moet ook worden ondertekend en verzegeld door de mannen die niet in staat zijn geweest om te komen. Zij worden door koninklijke boden thuis opgezocht en min of meer gedwongen hun handtekening te zetten en hun zegel onder het document af te drukken. Om geen tijd te verliezen houden de boden de capsules waarin de zegels worden aangebracht al gereed. De binnenkant van de capsule wordt direct met zegellak opgevuld en het geheel met een koordje aan het document bevestigd. Dit gebeurt bij wijze van spreken allemaal bij de voordeur. Dankzij deze prachtige zegels is het stuk nu een van de mooiste documenten op de tentoonstelling.
Mooi of niet mooi, de kwestie had ingrijpende gevolgen. In 1534 scheidde het Engelse koninkrijk zich af van de Rooms-Katholieke Kerk en zo ontstond de Anglicaanse Kerk. Het zou ook het einde worden van een aantal van de 83 ondertekenaars. Zo werd de abt Hugh Cook van Reading een paar jaar later opgehangen in zijn abdij en werd zijn lichaam pas van de galg gehaald toen het al in staat van ontbinding verkeerde.
Ontcijferaar
Behalve de honderd documenten zijn er op de tentoonstelling ook objecten opgesteld, zoals de ”ontcijferaar”, een karton met vakjes dat op versleutelde teksten kon worden gelegd om ze te ontcijferen. Het was lange tijd gebruikelijk, en niet alleen in het Vaticaan, om teksten in geheimschrift weer te geven, onder meer in het diplomatieke verkeer.
Er zijn ook 81 matrijszegels te zien. Die zijn bijzonder omdat er de namen van de machtigste mannen uit de middeleeuwen op staan, zoals Frederik Barbarossa en paus Clemens VII, van wie het zegel de enige is van puur goud. Zegels werden gebruikt om zeer belangrijke documenten van een waarmerk te voorzien.
Om een breder publiek voor ”Lux in arcana” te interesseren is er een grote rol weggelegd voor multimedia. Hopelijk wordt daarmee de iPodgeneratie ook getrokken, zullen de samenstellers van de tentoonstelling hebben gedacht.
Wie het kan opbrengen om aandachtig te kijken, kan echter zelf interessante dingen ontdekken, zoals de indexering in het Frans bij sommige archiefstukken. Dat is te danken (of te wijten) aan Napoleon, die in 1810 een groot deel van het geheim archief naar Parijs haalde en er een eigen systematisering aan gaf. Na de val van Napoleon in 1815 kwamen de archiefstukken weer terug in het Vaticaan.
Positieve aandacht
De tentoonstelling is duidelijk met zorg samengesteld, ook al wordt in het geval van de anti-Lutherbul ”Exsurge domine” kardinaal Pietro Accolti per abuis kardinaal Benedetto Accolti genoemd. De samenstellers hopen –gelet op de publiciteitsmachine die al een halfjaar geleden op gang kwam– op een beetje positieve aandacht voor het Vaticaan. Dat is wel nodig, want juist de afgelopen tijd zijn er interne documenten uit het Vaticaan naar de pers gelekt waaruit geen al te fraai beeld van het pauselijke politieke bedrijf naar voren komt. Was de lopende correspondentie meteen aan het Geheim Vaticaans Archief afgegeven, dan was de vertrouwelijkheid ongetwijfeld beter gewaarborgd.
De tentoonstelling ”Lux in arcana” is van 1 maart tot en met 9 september te zien in de Capitolijnse Musea, Piazza del Campidoglio 1, Rome. Toegangsprijs: 12 euro.
Een archief van 85 kilometer
Vijfentachtig kilometer aan archiefkasten, twee verdiepingen bovengronds en 31.000 kubieke meter ondergrondse ruimte, gevuld met wellicht de interessantste collectie ter wereld. Dat is het Geheim Vaticaans Archief, dat vanaf 1 maart voor de eerste keer de deuren op een kier zet.
Het Geheim Vaticaans Archief is 400 jaar geleden ontstaan. Voor die tijd waren de archieven onderdeel van de Apostolische Bibliotheek. Het archief, dat ”geheim” heet omdat het om een privéarchief gaat, bestaat uit 630 deelarchieven, waaronder de archieven van de buitenlandse dienst van het Vaticaan, van concilies en religieuze orden, en is te beschouwen als het centrale archief van het Vaticaan.
Het oudste document stamt uit de achtste eeuw. De correspondentie tussen het Vaticaan en de buitenwereld vanaf 1198 is zo goed als intact. Wie de Vaticaanse Musea wel eens heeft bezocht, was er dicht bij. Onder de binnenplaats die leidt naar de collectie antieke beelden ligt een bunker van twee verdiepingen, waar het grootste deel van de documenten tegenwoordig wordt bewaard.
Het Vaticaans archief heet wel geheim te zijn, maar dat wil niet zeggen dat onderzoekers er geen toegang toe hebben. Een deel van het archief werd al in 1881 openbaar gemaakt. Jaarlijks krijgen honderden wetenschappers en een enkele schrijver toestemming om het archief te raadplegen. Ze krijgen dan onder meer te maken met Marcel Chappin, die onderdirecteur (officieel viceprefect) van het archief is en daarmee waarschijnlijk de Nederlander met de hoogste functie bij het Vaticaan.
Recente documenten zijn, zoals gebruikelijk in het archiefwezen, voor buitenstaanders echter niet te raadplegen. De jongste documenten –het archief wordt per pontificaat vrij gegeven– die in te zien zijn betreffen het pontificaat van Pius XI (1922-1939). Onderzoekers popelen om stukken uit het archief van zijn opvolger Pius XII, die tijdens de Tweede Wereldoorlog paus was, in te zien. Maar die worden nog altijd niet vrijgegeven. Op de tentoonstelling in Rome wordt wel een voorbeschouwing gegeven, maar vanzelfsprekend zijn er geen (compromitterende) documenten te zien die meer inzicht zouden kunnen geven in de houding van Pius XII tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wel worden er stukken getoond uit de Pauselijke Bijstandscommissie die tijdens de oorlog haar best deed vermisten op te sporen. Het archief van die commissie is al wel vrijgegeven, evenals de documentatie betreffende het tweede Vaticaans concilie dat veertig jaar geleden plaatshad.