Paleis op de Dam geënt op vorm paleis Salomo
Het achtste wereldwonder. Zo omschreven de Amsterdammers hun nieuwe stadhuis toen dat halverwege de zeventiende eeuw verrees. „Het stadhuis van Amsterdam had inderdaad voor zijn tijd een ongekende omvang”, stelt Peter Vlaardingerbroek in zijn recent verschenen boek ”Het paleis van de Republiek. Geschiedenis van het stadhuis van Amsterdam”.
Het gebouw trok vanaf het begin veel aandacht. Burgers, toeristen en hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland kwamen naar de bouw kijken. De stadhouderlijke familie liet zich ook uitnodigen.
Auteurs van reisbeschrijvingen „staken de loftrompet over het feit dat in het zompige Hollandse land een dergelijk monumentaal gebouw kon worden opgericht. De omvang van het gebouw, de gemaakte kosten en de fundering ontvingen daardoor nog meer lof dan de architectuur zelf”, aldus Vlaardingerbroek.
Het stadhuis stootte dat van Antwerpen –tot dan toe toonaangevend– van de troon. „Amsterdam werd nu het referentiepunt.”
Het stadhuis diende als voorbeeld voor veel stadhuizen in het land, zoals die van ’s-Hertogenbosch, Enkhuizen en Leeuwarden. En „de opengewerkte koepeltoren zou het archetype worden voor stadhuistorens door heel Nederland.”
Metropool
Vlaardingerbroek beschrijft in zijn boek hoe het zo ver kwam. Amsterdam beleefde in de eerste helft van de 17e eeuw zijn hoogtijdagen. De handel had de stad opgestuwd in de vaart der volkeren en tot een metropool gemaakt. Het oude stadhuis „paste niet meer bij de statuur van de stad.”
Jacob van Campen kreeg van de burgemeesters de opdracht een nieuw stadhuis te ontwerpen. Hij tekende een gebouw met een revolutionaire plattegrond. Geen gebouw in de toenmalige Republiek was er qua vorm en omvangmee te vergelijken .
Wat inspireerde Van Campen? Vlaardingerbroek zoekt een verklaring. Hij komt uit bij de tempel en het paleis van Salomo. „Door het kopiëren van die vorm werden de aan Salomo verbonden connotaties van vrede, wijsheid en rijkdom van toepassing verklaard op Amsterdam. Het stadhuis was een vredespaleis, gevulde met wijsheid, gerechtigheid en goud”, stelt de bouwhistoricus.
In de 17e eeuw was er veel belangstelling voor de tempel en zijn afmetingen, laat Vlaardingerbroek zien. „Het was een onderwerp van discussies en polemieken.” Verschillende joodse en christelijke theologen publiceerden boeken over de bouw van de tempel en van Salomo’s paleis; onder hen ook de Leidse Johannes Coccejus (1603-1669).
Architecten deden mee aan de discussies. Van Campen sloot zich erbij aan. „Door de architectonische verschijningsvorm (van Salomo’s tempel en vooral van zijn paleis) over te nemen kon Van Campen het stadhuis een extra betekenis meegeven, waardoor niet alleen het gebouw, maar vooral de stad Amsterdam en zijn bestuurders in een historische traditie geplaatst konden worden. Gezien de eigenschappen die het gebouw moest uitstralen lag het voor de hand om koning Salomo als voorbeeld te kiezen. Volgens de Bijbel waren zijn wijsheid en rijkdom ongeëvenaard, terwijl zijn onderdanen in vrede leefden. Daarbij kwam dat Salomo een ideaal voorbeeld was voor bouwheren, omdat hij opdracht had gegeven tot de bouw van de tempel en zijn paleis.”
Van Campen maakte geen slaafse kopie van zijn oervoorbeeld, stelt Vlaardingerbroek. „Hij gebruikte het en paste het aan de Amsterdamse lokale traditie aan zonder de essentie van het voorbeeld aan te tasten. Zo werden de specifieke situering van de vierschaar –waar recht werd gesproken– en de plaatsing van de diverse ambten geënt op de situatie in het oude stadhuis.”
Deze keus had tot gevolg dat het paleis geen grote entree aan de voorzijde had. Op die plaats, aan de kant van de Dam, kwam de vierschaar; als waarschuwing aan de inwoners van de stad en als symbool van het belang van recht en gerechtigheid.
Het stadhuis kreeg ook vanbinnen de uitstraling die paste bij de rijkdom van de stad en het gezag van de burgemeesters. Veel daarvan is nog steeds te zien in het paleis, dat elk jaar meer bezoekers trekt.
Paleis
Het interieur bleef door de eeuwen heen niet zoals het in het begin, in de stadhuisperiode, was. Vooral de komst van de Franse koning Lodewijk Napoleon naar Amsterdam (1808-1810) zette een grote wissel om. Amsterdam verloor zijn stadhuis aan de vorst. Hij maakte er een paleis van en richtte het ook als zodanig in. De koning investeerde tonnen in de verbouwing en aanpassing.
Toen de Oranjes in 1813 terugkeerden en daarna de troon bestegen, schonk koning Willem I het Paleis op de Dam weer aan de stad. Amsterdam zat echter zo krap bij kas dat het alles liet zoals het was en de koning aanbood van het gebouw gebruik te blijven maken. Zo bleef de situatie in hoofdlijnen totdat de staat het monument in 1930 overnam.
De laatste twee eeuwen is er veel gerestaureerd en gerepareerd aan het gebouw. Vlaardingerbroek beschrijft die ingrepen en hun invloed uitvoerig.
Het is onbegrijpelijk dat het prachtige boek daarna afbreekt. De uitgave van WBooks is een fraai vormgegeven publieksuitgave van het proefschrift van Vlaardingerbroek uit 2004, zonder aanvulling daarop.
Wat er na 2004 in en aan het paleis gebeurde, komt amper aan bod. Vlaardingerbroek besteedt niet meer dan een halve pagina aan de grote restauratie die tussen 2005 en 2009 plaatshad. Dat is een gemiste kans. In het boek, dat uitvoerig de vorige restauratie(s) beschrijft, had de laatste restauratie mooi de epiloog kunnen vullen. Nu blijft het bij een paar regels, waarin Vlaardingerbroek ook nog snel een paar kritische kanttekeningen plaatst bij details zoals de kleurstelling van een plafond. Een te snelle afronding van een te waardevol boek! Dat veel informatie over de laatste restauratie door de Rijksgebouwendienst en het hof ”confidentieel” is verklaard, had een mooie beschouwing vanuit de grote kennis van Vlaardingerbroek niet in de weg hoeven te staan.
Bladzijde
Het paleis is nu klaar, voor zover een eeuwenoud gebouw klaar kan zijn: onderhoud en restauratie gaan altijd door. Koningin Beatrix reikt er weer prijzen uit, ontvangt er ambassadeurs voor de nieuwjaarsreceptie en zal er staatshoofden een staatsbanket aanbieden.
En straks –wanneer weet niemand– zal de koningin er haar abdicatie wellicht tekenen. Een aantal jaren geleden leek alles erop dat het paleis voor die gelegenheid in gereedheid werd gebracht. De toekomst zal uitwijzen of, en zo jawanneer die verwachting zal uitkomen. Dan wordt er opnieuw een historische bladzijde toegevoegd aan de boeiende geschiedenis van de monumentale kolos op de Dam.
N.a.v. Het paleis van de Republiek. Geschiedenis van het stadhuis van Amsterdam, Peter Vlaardingerbroek; uitg. WBooks, Zwolle, 2011; ISBN 978 90 400 8661 8; 304 blz.; € 39,95.