Lifelog: een digitale biecht is zo gek nog niet
Gordon Bell sjouwt de hele dag met een camera om z’n nek. Om de paar minuten maakt het toestel een foto, soms neemt hij er zelf een. Alle beelden worden toegevoegd aan zijn lifelog. Bell, van zijn 77 levenjaren bracht hij er zo’n 50 door in de computerindustrie, is ervan overtuigd dat lifeloggen de opvolger van Twitter wordt.
”Your life, uploaded”, zo heet het boek waarin hij anderhalf jaar geleden zijn toekomstvisie neerschreef. In 2020 kan ieder eenvoudig zijn complete leven digitaal in kaart brengen. Bell doet dat al een jaar of tien, onder het motto: ”Leg alles vast, gooi niets weg”. Dat neemt hij letterlijk: hij neemt zijn telefoongesprekken op, brengt precies in kaart waar hij loopt, wat hij doet, waar hij eet en wanneer hij slaapt.
Bell is zeker niet de enige lifelogger, maar het is overdreven om al te spreken over een trend. Lifeloggen is de overtreffende trap van Twitter en Facebook en slechts een enkeling houdt zich daarmee bezig. Maar er is wel een grotere groep van internetters die enthousiast allerlei details uit hun persoonlijk leven vastleggen en dat ook met de rest van de wereld delen.
Neem bijvoorbeeld Will, die alles bijhoudt over zijn gewoonte om buitenshuis koffie te drinken. Het afgelopen jaar kostte hem dat meer dan 1000 dollar, waarbij hij precies noteert welke soort het betrof, waar hij de koffie dronk en hoe die smaakte. Of Brad Feld, die in 2011 exact 1812 kilometer te voet aflegde. Hij volgt zichzelf op de voet met Fitbit, een apparaatje dat niet alleen stappen telt, maar en passant ook bloeddruk, hartslag en slaapritme vastlegt en dat desgewenst allemaal publiceert op je weblog of op Facebook.
Dit is allemaal nog maar kinderspel bij de toekomst die lifelogger Bell voor zich ziet: een camera om je hals die letterlijk de hele dag lang alles registreert en streamt naar internet. Zoals er nu miljoenen mensen zijn die miljoenen anderen volgen via Twitter, zo gieten legio lifeloggers straks levenslang beelden van zichzelf en hun omgeving op het web, denkt Bell.
Het is een eigenaardige paradox, terwijl veel mensen zich zorgen maken om hun privacy, anderen de drang hebben om zichzelf zo compleet mogelijk in kaart te brengen en dat met hun vrienden te delen. Maar, zo vraag je je af, voor wie is dat nu interessant? Diezelfde vraag werd echter ooit ook gesteld bij de mobiele telefoon, bij sms en bij Twitter. Ik durf dus niet beweren dat lifeloggen alleen een speeltje voor excentriekelingen zal blijven.
Daar komt bij dat er ook nuttige vormen van bestaan, zoals workfoodout.com, een site waar mensen elkaar stimuleren om af te vallen. Bryan noteert er precies wat hij eet en woensdag kreeg hij 2804 calorieën binnen, onder meer uit een chocoladetruffel, gegrilde asperges met knoflook, een banaan en nog 27 andere hapjes.
Internetfilters
Er is nog een andere interessante toepassing van lifeloggen: het stimuleren van verantwoord internetgebruik. Daar zijn diverse voorbeelden van, al mankeert er vaak nog wat aan.
Covenant Eyes is een internetfilter dat een logboek bijhoudt van het internetgebruik en een overzicht daarvan stuurt naar een goede vriend. Er zijn veel meer van die producten, zoals X3Watch en Mobiflock, maar ze hebben het allemaal nog moeilijk met mobiel internet.
Jammer, want zo’n vorm van lifeloggen is een mooie aanvulling op filtering. Om filters hangt –vaak ten onrechte– een negatief imago, terwijl zo’n internetlogboek dat je vrijwillig met anderen deelt, juist andersom werkt. De stoppagina van een filter leidt meestal tot frustratie en niet tot bezinning over de schadelijke inhoud van de geblokkeerde pagina. Maar wie beseft dat zijn internetgebruik gerapporteerd wordt en weet dat anderen mee (kunnen) kijken, zal dieper nadenken over de vraag of een site wel of niet verantwoord is. Zo doet het logboek een appel op het geweten. Het is een vorm van sociale controle op afstand, waar ook volwassenen bij gebaat zijn.
Menigeen zal moeten wennen aan het idee dat een goede kennis, een collega of een ambtsdrager voortdurend over de schouders mee kan kijken tijdens het internetten. Het kan helpen om zo’n afspraak te maken in de vorm van tweerichtings- verkeer. Maar dan kleeft er nog steeds het gevaar aan dat iemand zijn internetgedrag alleen aanpast uit angst om tegen de lamp te lopen en niet vanuit het besef dat je je digitale handel en wandel ten opzichte van God moet kunnen verantwoorden. Gods alwetendheid strekt immers veel verder dan zo’n digitaal logboek, omdat Hij ook onze diepste gedachten kent.
En wat als uit zo’n internetlogboek blijkt dat het een keer fout gaat? Dan valt er wat uit te leggen. Dat kan de gedachte oproepen aan de biecht. Maar die hebben protestanten toch bij de Reformatie afgeschaft? Inderdaad, maar ook hier moeten we het kind niet met het badwater weggooien. De apostel Jakobus schrijft: „Belijdt elkander de misdaden.” Calvijn pleit voor een belijden ten opzichte van ambtsdragers, maar de kanttekening bij de Statenvertaling noemt ook de goede vriend als optie, „om van dezen getroost te worden uit Gods Woord en om hem te helpen bidden, dat die zonde hem door God mag vergeven worden.” Zo bezien is zo’n digitale biecht geen verkeerd idee.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren? welbeschouwd@refdag.nl