Veiligheidspolitiek Europa bepaald door Camerkozy
De toekomstige Europese veiligheidspolitiek zal waarschijnlijk worden bepaald door Camerkozy, de as Londen-Parijs, stelt Marno de Boer.
Frankrijk en Groot-Brittannië lobbyden begin februari voor een veroordeling van Syrië door de VN-Veiligheidsraad (RD 2-1). Nu dit vooralsnog niet haalbaar is, verkennen beide landen de mogelijkheden voor wapenleveranties aan de oppositie. Dit is de laatste manifestatie van de samenwerking tussen beide landen om de veiligheidspolitiek in en rondom Europa vorm te geven. Gecombineerd met enkele structurele ontwikkelingen wijst dit erop dat de toekomst van de Europese veiligheidspolitiek voorlopig bij de as Londen-Parijs ligt.
De Camerkozy manifesteerde zich voor het eerst tijdens het conflict in Libië. Londen en Parijs namen het initiatief tot de VN-resolutie die bombardementen op het regime van Gaddafi toestond. Vervolgens leverden ze ook de grootste bijdrage aan de militaire campagne. Behalve luchtaanvallen waren vooral hun wapenleveranties en special forces cruciaal in het succes van de rebellen.
Eenzelfde patroon begint zich af te tekenen rondom Syrië. Frankrijk en Engeland nemen binnen de EU en de VN het voortouw om steviger sancties tegen Assad rond te krijgen. Ze claimen weliswaar tegen militair ingrijpen te zijn, maar wilden wel een door Rusland voorgestelde expliciete afwijzing hiervan uit de Veiligheidsraadresolutie houden. Ook leggen Franse en Britse agenten al contact met het Vrije Syrische Leger. Partners in dezen zijn Turkije en Qatar, waarvan de laatste zelfs al expliciet militair optreden voorstelde.
Mits het hier daadwerkelijk van komt, dan zal dit ook gebeuren onder aanvoering van deze vier actieve landen. De VS concentreren zich vooral op Iran. Bovendien weten ze zich nog steeds weinig raad met de Arabische lente. Oude bondgenoten zoals Mubarak liggen onder vuur, maar tegelijkertijd voelt Washington zich geroepen democratie te steunen. De Amerikanen zullen waarschijnlijk net als in Libië helpen de luchtafweer uit te schakelen en daarna tweede viool spelen.
De leidende rol van Frankrijk en Engeland vormt een duidelijke breuk met het verleden. In de Kosovocrisis van 1999 en het beëindigen van de oorlog in Bosnië in 1995, conflicten die nota bene in Europa zelf plaatsvonden, vervulden de VS in zowel politiek als militair opzicht de voortrekkersrol. Samenwerken deden Parijs en Londen niet veel. Groot-Brittannië volgde vooral de VS, terwijl Frankrijk zijn belangen najaagde in voormalige Afrikaanse koloniën.
Hoewel de Arabische lente voor een stroomversnelling zorgt, is het Brits-Franse leiderschap ook het gevolg van structurele ontwikkelingen. Daarom zal het waarschijnlijk doorzetten. Ten eerste trekken de VS zich terug uit Europa en omstreken. De Amerikaanse aandacht zal verschuiven naar Azië en Europa zal meer verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid moeten dragen.
De enige actoren die het ontstane vacuüm kunnen opvullen zijn Engeland en Frankrijk. Als voormalige wereldrijken hebben deze landen altijd de ambitie en de visie gehouden om een belangrijke geopolitieke rol te spelen. Duitsland, zo werd in Libië duidelijk, gaat nog steeds te zeer gebukt onder schuldgevoel over zijn oorlogsverleden om tot een daadkrachtig buitenlands beleid te komen.
Vanuit Brussel valt voorlopig ook weinig te verwachten. De hoge vertegenwoordiger voor buitenlands beleid, Catherine Ashton, heeft de zichtbaarheid van een geavanceerde stealth straaljager. Hoewel de EU een nuttige rol vervult in bijvoorbeeld het opbouwen van bestuur in Kosovo zal het nog wel even duren voordat de Brusselse bureaucratie ook in tijden van crisis het voortouw neemt.
Behalve over visie beschikken Londen en Parijs ook als enige over de wil en de capaciteit om op aanzienlijke schaal geweldsmiddelen in te zetten. Via hun omvangrijke geheime diensten, wapenindustrieën en special forces kunnen ze een belangrijke rol spelen bij het ondersteunen en trainen van zowel bevriende regimes als rebellen. Dat de EU en Duitsland zich met dergelijke duistere maar cruciale activiteiten inlaten, is voorlopig ondenkbaar.
Daarnaast beschikken de Britse en de Franse strijdkrachten over de meeste slagkracht in Europa. Dat ook deze legers in tijden van overheidstekorten onder druk staan zal paradoxaal genoeg een positief effect op de machtpositie van Camerkozy hebben. In 2010 ondertekenden Cameron en Sarkozy een defensie- en veiligheidssamenwerkingsverdrag dat onder andere bepalingen bevat over gezamenlijke oefeningen en doctrine, samenwerking tussen de defensie-industrieën en gezamenlijk materieel.
De Britse Strategic Defence Review van 2010 concretiseert dit met bijvoorbeeld de keuze voor een verbouwing van het nieuwe vliegdekschip Elizabeth en de aanschaf van een ander type straaljager. Dan kunnen Britse en Franse vliegtuigen op elkaars schepen landen en wordt de weg bereid voor intensieve marinesamenwerking.
Op deze wijze zal de rol van Camerkozy bestendigen. In een tijd van Amerikaanse terugtrekking en Brusselse en Berlijnse apathie zal het dus waarschijnlijk de as Londen-Parijs worden die de komende jaren in crisissituaties de veiligheidspolitieke richting van Europa aangeeft.
De auteur is militair historicus.