Pamfletten: nieuwe media in de 17e eeuw
„Den Arminiaenschen Gecken, sullen crijghen op haer becken”, schreef een contraremonstrant begin 17e eeuw in een pamflet. Tussen de schrijvers ging het er soms heftig aan toe.
Neerlandicus Roelof Harms deed onderzoek naar het zeventiende-eeuwse pamflet en de betekenis ervan voor de publieke opinie.
Er is al veel geschreven over de invloed van de sociale media met betrekking tot de Arabische lente. Niemand zal ontkennen dat sociale netwerken zoals Hyves, Facebook en Twitter in Egypte en andere landen een rol hebben gespeeld in de publieke opinie tijdens de recente revoluties in de Arabische wereld. De meningen verschillen echter over de vraag hoe groot die rol precies geweest is. De geschiedenis zal de balans hiervoor opmaken.
Hoe zat dat in de zeventiende eeuw? Natuurlijk waren er toen nog geen sociale media. In zijn proefschrift ”Pamfletten en publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw” spreekt neerlandicus Roelof Harms onbevangen en onbekommerd over publieke opinie en massamedia. Kan hij dat waarmaken?
Politieke gebeurtenissen
In zijn studie staat het zeventiende-eeuwse pamflet centraal, evenals de betekenis ervan voor de publieke opinie. In navolging van de cultuurhistorici Frijhoff en Spies spreekt Harms van pamfletten als de nieuwe media van de zeventiende eeuw. Vragen die aan bod komen zijn: Hoe gingen de zeventiende-eeuwers met dit medium om? Is er sprake van ideologische propaganda, literair vermaak of nog iets anders? En veranderde de functie van het medium pamflet in de zeventiende-eeuwse crisis onder invloed van de interactie tussen politici, auteurs en boekverkopers?
De vraag waarnaar we het meest nieuwsgierig zijn, is of de pamfletten van de zeventiende eeuw de politieke gebeurtenissen gestuurd hebben. Als dat zo blijkt te zijn, is er met de sociale media niet echt sprake van iets nieuws onder de zon.
Vlugschriften
De auteur definieert pamfletten als „gedrukte teksten die direct of indirect betrekking hebben op politiek-actuele kwesties.” Ook al gaat dat op voor de door hem onderzochte politieke conflicten voor de zeventiende eeuw, toch schiet deze definitie tekort. In de catalogus van W. P. C. Knuttel, die de periode 1486-1853 bestrijkt, staan meer 30.000 pamfletten gecatalogiseerd. Daar zijn ook veel vlugschriften uit de zeventiende eeuw bij die gaan over heel veel dingen van de dag op het gebied van de godsdienst en alles wat er verder in de belangstelling stond.
Harms spitst zijn studie toe op vier crisismomenten in de Republiek. Eerst de periode 1615-1619: de politieke en godsdienstige conflicten tijdens de Bestandsjaren. In de tweede plaats 1650: de poging van stadhouder Willem II om Amsterdam in te nemen. Vervolgens 1672: het Rampjaar, en als vierde 1690: het conflict tussen stadhouder Willem III en Amsterdam over de schepenverkiezingen. Ter vergelijking kiest hij één crisis in Engeland: de eerste Engelse Burgeroorlog, 1642-1646.
Geloofsconflict
De eerste grote pamflettenoorlog van de zeventiende eeuw woedde ten gevolge van een conflict over het geloof: het meningsverschil tussen Gomarus en Arminius (en hun respectievelijke aanhangers) over de predestinatie. Tussen 1615 en 1619 verschenen er 854 pamfletten, waarvan 496 over het geloofsconflict.
Tien procent van de pamfletten beslaat één blad, het langste pamflet beslaat 452 bladzijden en 30 procent beslaat meer dan 30 bladzijden. De auteurs ervan waren meestal predikanten, de meeste boekdrukkers en -verkopers woonden in Amsterdam. Bijna de helft van het aantal pamfletten werd anoniem uitgegeven. De auteurs (bekende voorbeelden zijn Jacobus Taurinus met zijn ”Van de Onderlinge Verdraagsaamheydt” en Jacobus Trigland met zijn ”Den Recht-gematichden Christen”) reageerden voortdurend op elkaar, met als resultaat dat de pamfletten zich aaneenregen tot lange ketens van actie en reactie.
Dolle stier
Het ging er heftig aan toe. Men gebruikte woorden als dolle stier, ketter en duivel en de tegenstander werd neergezet als iemand die zich had laten vollopen met wijn en bier. Als het te erg werd, legde de stedelijke overheid censuur op, die doorgaans niet al te streng werd doorgevoerd. Het Amsterdamse stadsbestuur hield duidelijk de contraremonstranten de hand boven het hoofd ten opzichte van de remonstranten. Een van de contraremonstranten schreef in een pamflet: „Den Arminiaenschen Gecken, sullen crijghen op haer becken.” De overheid vond het prima.
Publieke opinie
Op dezelfde manier geeft de auteur ook bij de andere conflicten veel informatie over het soort pamfletten, over lengte en formaat, de verkopers, de auteurs, het overheidsbeleid (onder andere censuur) en de interactie tussen de verschillende spelers. Hij toont aan dat de pamfletten in de loop van de zeventiende eeuw veranderden. De vlugschriften werden duidelijk publieksgerichter, kregen een meer literaire functie en steeds meer voegden de auteurs er wat vermakelijks aan toe. Op het hoogtepunt van de crisis bereikte de pamflettenproductie vaak de top. Hierdoor werd de crisis zelf mede in stand gehouden.
De talloze interessante gegevens nemen niet weg dat de auteur te gemakkelijk de begrippen massamedia en publieke opinie gebruikt. Al geeft hij zelf ook toe dat het onmogelijk is om te spreken van een publieke opinie die aan de voorwaarden van de wetenschappelijke stelling van socioloog Jurgen Habermas voldoet.
De studie zou aan diepgang en waarde hebben gewonnen wanneer de auteur erin geslaagd was meer bibliometrische gegevens boven water te halen. Wie lazen de pamfletten? Sporadisch verwijst de auteur naar de lagere sociale klasse. Wie kon er in de 17e eeuw lezen? Hoe groot was de oplage van de gedrukte pamfletten? Hoeveel zouden er dus totaal in omloop zijn geweest? Een vergelijking met het grote andere nieuwsmedium van de zeventiende eeuw, de krant, zou meer licht kunnen werpen op de vraag in welke mate de nieuwe media van de zeventiende eeuw de politieke en godsdienstige gebeurtenissen hebben gestuurd.
Boekgegevens
”Pamfletten en publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw”, door Roeland Harms; uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 8964 368 1; 416 blz.; € 39,50.