Tentoonstelling Jan Elburg in Schiedam
„Ik ben eigenlijk altijd aan het experimenteren”, zo typeert de schilder en dichter Jan Elburg in 1948 zijn werk. Spelenderwijs ontstaan er allerhande kunstwerken in beeld en taal: tekeningen, gouaches, monoprints, kaarsvetcomposities, fotocollages, piepschuimschilderijen, assemblages, materieschilderijen en vooral experimentele poëzie.
Logisch dat het Stedelijk in Schiedam een overzicht van het werk van Jan Elburg (1919-1992) toont; dit museum bezit de grootste collectie van deze kunstenaar. Even gevarieerd als zijn werk zijn de typeringen voor Elburg: hij was een Vijftiger, een Cobraman, maar later in zijn leven evenzeer een popartkunstenaar. In ieder geval was hij een experimenteel kunstenaar die tijdens zijn leven ook weerstand opriep vanwege zijn uitgebeelde visie op de maatschappij.
Bij de tentoonstelling ”Jan Elburg, experimenteel schilder en dichter” in Schiedam verschijnen een biografie over de kunstenaar, geschreven door Jan van der Vegt, een bloemlezing van Elburgs gedichten en een briefwisseling van Elburg met de dichter Koos Schuur.
Geen norm en vorm
Jan Elburg behoort tot de zogenoemde Vijftigers, een groep dichters die zich in de jaren vijftig van de vorige eeuw afzet tegen normen en vormen in kunst en maatschappij. „Er is een lyriek die wij afschaffen”, zegt Jan Elburg met Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Bert Schierbeek.
Elburg wordt beschouwd als een van de origineelste dichters van deze Vijftigers die de Nederlandse poëzie voorgoed veranderden. De vijftigers hebben een afkeer van wat zij gekunsteld noemen; ze willen spontaan dichten, vrij zijn van alle beperkingen die de vorm oplegt. Alles wat die vrijheid in de weg staat, moet worden bestreden. Typerend kenmerk bijvoorbeeld voor de Vijftigers is het (nagenoeg) loslaten van interpunctie, van grammatica en van vaste versvormen, zoals uit deze strofe uit een gedicht van Elburg blijkt.
De Rook
Wie leert de rook zwerven
als de suikeren wielen van de Harzreis?
Wie hem de mens die alleen opgroeit
een vinger reiken?
middag en vogels kijken, water en licht
klieren door de snel vegende wieken
van het rooklied en ook de man
met de verbaasde lippen
zet er een zonderling zuidenwindje achter
en ja, daar gaat de praatgrage nevel
jawel, daar gaat de loze rook
als een hoge boot van stapel.
Ophef
In hun visie stemmen de Vijftigers overeen met de schilders van de Cobragroep, die eveneens nieuwe creativiteit zonder regels zoeken. Hun kunst moet spontaan zijn, vitaal, kleurrijk en fantasievol. Samen met de dichters Gerrit Kouwenaar en Lucebert sluit Elburg zich in 1948 aan bij de schilders van de Cobragroep, onder wie Karel Appel, Constant en Corneille.
Elburg publiceert gedichten in Reflex, het tijdschrift van de Experimentele Groep in Holland, en in het tijdschrift Cobra. Hij profileert zich niet alleen als dichter, maar ook als beeldend kunstenaar. Met collages, objecten en poëtische tekstfragmenten levert Elburg een bijdrage aan de Cobratentoonstelling in 1949 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Vanaf de opening zorgt deze tentoonstelling voor veel ophef onder pers en publiek. Elburgs collage van Titiaans ”Venus van Urbino” wordt direct verwijderd. De klassieke naakte schoonheid heeft het hoofd van een oude vrouw gekregen en een paar gluurders bekijken haar van een afstand. Omdat het werk ook is afgebeeld in het tijdschrift Cobra (nummer 4) mag dit niet meer worden verkocht door het museum. De collage is sindsdien overigens spoorloos.
Samenwerken
De experimenten van Jan Elburg maken hem tot een Cobrakunstenaar pur sang. Binnen de beweging zijn er geen grenzen tussen de verschillende kunstdisciplines. De schilders dichten en de dichters schilderen. „Wij werken samen, wij zullen samenwerken”, is de besliste verklaring van Cobra bij de oprichtingsvergadering in 1948. Die samenwerking krijgt gestalte in de gezamenlijke uitgaven van de dichters en de schilders. Woord en beeld vormen hier een onlosmakelijk geheel. Een goed voorbeeld is de monumentale grafiekmap ”Het uitzicht van de duif” met gedichten van Jan Elburg en houtsneden van Constant, die in 1952 verschijnt.
Elburg ziet kunst niet los van de maatschappij. Hij wil met het vernieuwen van de kunst ook de sociale orde veranderen, liefst naar marxistisch model. Die verbinding van kunst en maatschappelijk engagement loopt als rode draad door het gehele oeuvre van de kunstenaar.
Van de hand van Elburg verschijnen ook dadaïstische kolderverzen, waarvan ”Theebruine sterren” verschijnt in het eerste nummer van Reflex, de spreekbuis van de experimentelen. Daarin verwoorden zij ook hun kunstopvatting: „Experimentele kunst is een kunst die niet preciseert, maar suggereert, die door het opwekken van associaties en het speculeren daarop een nieuwe fantastische wijze van zien tot stand zal brengen.”
Elburg schrijft behalve de serieuze en doorwrochte poëzie ook bundels korte verhalen en wat lichtere gedichten. Zijn verbaal talent komt vooral tot uiting in ”Praatjes kijken” (1960), een verzameling aforismen, kanttekeningen en verhalen. In 1976 ontvangt hij de Constantijn Huygensprijs, aan hem toegekend voor zijn gehele literaire oeuvre.
Heldere kleurvlakken
Als beeldend kunstenaar maakt Jan Elburg in de taal van Cobra begin jaren vijftig een reeks kleurrijke gouaches. Kenmerkend is het gebruik van fantasiedieren en -figuren in duidelijk afgebakende, heldere kleurvlakken, meestal aaneengesmeed door een forse lijn. In de jaren vijftig ontstaan zijn monoprints, een druktechniek waarbij maar één afdruk gemaakt wordt. Daarbij experimenteert Elburg ook met luciferhoutjes en propjes papier voor het aanbrengen van witte lijnen of vlakken in de inktlaag.
In de fotomontages en -collages, die Elburg zijn leven lang maakt, werkt hij in de sfeer van het surrealisme. Hij zoekt bewust het effect van vervreemding.
Begin jaren zestig van de vorige eeuw ontstaan er ook surrealistische assemblages en objecten. Onder invloed van de kunststroming popart worden alledaagse voorwerpen uit de consumptiemaatschappij tot kunst verheven. Zo maakt hij schilderijen op paneel waaraan plastic wordt toegevoegd. Juist die diversiteit van zijn oeuvre bewijst de waarheid van Elburgs woorden, dat hij eigenlijk zijn leven niet anders deed dan spelen en experimenteren met beeld en taal.