Huisdieren en tuinplanten in de vrieskou
Een paar weken lang veranderden onze terloopse praatjes over het weer in serieuze verhalen. Over (bijna) bevroren tenen. Over ijsbanen en warme chocola. Een stuk Hollandse folklore moet nu eenmaal eerst stevig worden ingepakt voordat het zich laat beleven. Je zou bijna vergeten dat dieren en planten juist níét zitten te wachten op zulke gure tijden.
IJsbloemen. Ze waren hier en daar weer te bewonderen. Wie kent ze nog? Van die bloemschetsen op de ramen –aan de binnenkant!– voortgekomen uit een nachtelijk samenspel van vorst en wind? Ze stammen uit de tijd –jaren 50, 60– dat in de meeste huizen buiten en binnen nog niet zo gescheiden waren als nu. En in elkaar overliepen tot een eind áchter de ruit. Omdat dubbelglas nog niet bestond en ook de centrale verwarming niet. Met als gevolg dat je pas zittend voor de kachel het idee kreeg echt binnen te zijn. Toch was het ook daar niet veilig, want altijd kwam wel ergens tocht vandaan, waardoor het warmekachelsfeertje alsnog werd verstoord.
Intussen maakte een vrieskoude winter de leefwereld binnen een stuk kleiner, want alles wat buiten bereik van een kolen- of gaskachel bleef, degradeerde tot bijna-buiten. Soms liep die scheiding zelfs dwars door een mensenlijf. En ging een warm gezicht onprettig samen met een koude rug.
Strenge vorst leidde vroeger tot nog andere ongemakkelijkheden. Zo was er grote kans op gesprongen leidingen. Zelfgefabriceerde houten raamwerken met zeil, stro of dekens erin en tegen de buitenmuur gespijkerd, waren nodig om het water in de keuken stromend te houden.
Die tijd lijkt in onze optimaal geïsoleerde huizen voorbij, en je bent nu echt binnen zodra je vanbuiten komt. Maar het woord kachel blijft erin, al staat dat nu voor een of andere kille verwarmingsplaat, bijna onzichtbaar tegen de muren geschroefd. Waarom kachel een blijvertje is? Omdat we de gevoelswaarde ervan niet kunnen missen. Kachel, dat is verlangen. Naar knusheid en geborgenheid, want enkel binnen zijn is ons te weinig.
Maar dat binnen bestaat wel enkel bij de gratie van buiten. En vanwege de beweging tussen die twee. Winterkou is één en ál beweging. In onze hoofden ook: onrust. Want als het vriest, ligt dooi op de loer, en móét er geschaatst worden. En als er geschaatst kan worden, lonkt het perspectief van iets veel mooiers: kans op de ”tocht der tochten”. Sinds woensdagavond –toen deze tocht definitief werd afgeblazen– zijn we collectief bezig met de grote uittocht uit onze tot grote hoogte gestegen nationaal-nostalgische wolk, die Elfstedentocht heet. En is het voor menigeen al ruim twee dagen aan het dooien…
Dieren weten wel beter: wie bevroren dreigt te raken moet stilzitten, niet bewegen. Energie bewaren, warmte vasthouden. En daarom houdt de natuur zich gedeisd en gebeurt alleen het meest noodzakelijke, zoals voedselzoeken. Dat wij vanachter onze HR+±ramen genieten van hongerige mezen, die ondersteboven hangend en driftig pikkend pinda’s proberen te bemachtigen, dat riekt naar leedvermaak.
Stilzitten, je dik maken en wachten tot de koude voorbij is, dat was de afgelopen dagen geboden. Sommige dieren deden dat zó perfect dat hun baasjes ervan schrokken. Hoeveel jongens en meisjes keken iedere ochtend met spanning in het konijnenhok buiten, omdat het er daar zo bewegingloos aan toeging?
En hoe verging het al die andere beesten aan de andere kant van het glas? Wat waren hun grootste zorgen? Opgesloten in hokken, achter hekken of gaas, konden ze geen kant op en waren ze overgeleverd aan de zorgen van hun baasjes. En dan de planten. Je zult als verre exoot in een Hollandse tuin zijn neergepoot en de afgelopen tijd hebben staan blauwbekken! Is er leven na die extreme kou voor zulke soorten? En zo ja, wat moest daarvoor worden ondernomen? Ze liefdevol inpakken, of juist ijskoud negeren?
Planten
In deze strenge winter wreekt zich de trend om tuinen te beplanten met niet-winterharde soorten, zegt Harry van de Vlag, hoofd buitendienst bij tuincentrum Groenrijk in Apeldoorn. Vooral planten uit mediterrane landen –palmen en olijven bijvoorbeeld– zijn gevoelig voor langdurige vorst. Extra problematisch zijn exemplaren die in potten staan, omdat ze door bevriezing van de grond geen water meer kunnen opnemen. Verdroging, niet bevriezing is het grootste gevaar voor niet-winterharde planten in de vrieskou. Kuipplanten naar binnen halen, is het beste wat je daarom kunt doen. Ook het afdekken van kwetsbare planten helpt – met folie, en dan niet potdicht afdekken, maar vanboven iets openhouden.
Wie met compleet gave planten uit de winter wil komen, kan beter naar Groot-Brittannië verhuizen, waar de winters doorgaans aanzienlijk milder zijn. Van de Vlag: „Je hoeft alleen maar exemplaren van de Ceanothus (Amerikaanse sering, AJ) te vergelijken. Die staan er daar veel mooier bij dan hier – en dat heeft allemaal met die winters te maken.”
Vissen
Lekker dollen in de sneeuw. Veel honden genoten de afgelopen weken zichtbaar van het buiten zijn, en de vrieskou leek ze niet te deren. Er waren uitzonderingen. Dunbehaarde hondenrassen, zoals boxers, maar ook oude dieren stonden vaak te rillen van de kou.
Zelfs wandelende bontjassen als Schotse collies zijn niet over heel hun lichaam tegen vrieskou bestand. Ook zij hebben kwetsbare voetzolen, waar de naakte huid zich met gemak kan snijden aan scherpe stukjes ijs. En als er dan ook nog eens pekel in de wondjes komt, is alle sneeuwpret gauw verdwenen. De zolen insmeren met vaseline houdt ze soepel en beschermt tegen zout.
Honden
Zonder een verwarmd binnenhok, waar de temperatuur op 8 à 9 graden wordt gehouden, overleven tropische vogels de vrieskou niet, zegt G. J. Dalhuyzen, oud-voorzittter van Partropica, een vereniging van volièrevogelhouders in Apeldoorn. Binnenhouden dus, dit soort vogeltjes –”tropen” in jargon. Vooral Australische soorten als Gould’s amadines, zijn kwetsbaar. Ook parkieten vragen vanwege hun zachte pootjes –kenners hebben het over ”waspoten”– om extra bescherming. Ze vriezen gemakkelijk vast aan gaas of aan een zitstok, en moeten met vriesweer dus ook naar binnen. Afdekken van een buitenvolière met plastic, om snerpende vrieswind tegen te houden, is ook voor sterkere soorten (zoals kanaries) geen luxe.
Voor kippen is bevriezing van kammen en lellen een risico. Het preventief insmeren ervan met vaseline, plus de kippen een tochtvrij binnenhok bieden, helpt dat voorkomen.
Konijnen
Brian Bing, eigenaar van een koi- en vijvercentrum in Dirkshorn (NH), heeft nog geen klanten ontmoet met alarmerende verhalen over bevroren vissen. Als ze in de herfst de juiste maatregelen hebben genomen, hoeft er ook niets mis te gaan, zegt hij. Sowieso moet een vijver voldoende diep zijn, minimaal 1 meter. Want: hoe dieper de vijver, des te warmer het water onderin. Zodra de temperatuur onder de 8 graden zakt, dalen vissen –dus ook goudvissen, koi, en windes– naar de bodem, waar ze onder een temperatuur van 2 à 3 graden in een soort ruststand overwinteren.
Belangrijk is dan wel om de pomp in de vijver uit te schakelen, anders komt er alsnog vrieskoud water van boven naar beneden. Een gat in het ijs is nuttig (voor zuurstof in het water), maar ga dat er niet inslaan, adviseert Bing. Hakken in het ijs klinkt en voelt voor vissen als een drilboor, en dat kan voor de beesten fataal zijn. Beter is om met heet water een gaatje te maken.
Vogels
Langorige knagers die het hele jaar buiten zijn (in een hok bijvoorbeeld), haren met de seizoenen mee en ontwikkelen in de herfst een wintervacht. Daarmee zijn ze goed bestand tegen vrieskou, al kunnen wat meer stro –om in weg te kruipen– en enige afdichting van het hok als bescherming tegen de wind nooit kwaad. Niet bevriezing, maar uitdroging ligt voor konijnen als gevaar op de loer: regelmatig bevroren water vervangen dus. En: niet te veel sjouwen met langoor, van binnen naar buiten en vice versa. Konijnen kunnen slecht tegen grote temperatuurwisselingen.
Twee konijnen houden helpt ook: kruipen ze lekker tegen elkaar aan. Alleen is dat geen remedie voor de korte termijn, want konijnen gaan niet zomaar en direct met elkaar in zee.