Cultuur & boeken

Spotlight: Marita Mathijsen stuurt oude schrijvers op inburgeringscursus

Marita Mathijsen is een hartstochtelijk pleitbezorger van het verleden. Maar geen Dickensfestijn in Deventer, geen kaasdragers in Alkmaar, geen Nachtwacht op een koektrommel, geen „geschiedenis als pretpark en kermisattractie.” Het gaat om kennis, om begrip, om echtheid.

Enny de Bruijn
13 February 2012 12:37Gewijzigd op 14 November 2020 19:20

Hoe houden wij mensen van vandaag toegang tot het verleden? En waarom is het belangrijk om die deur naar vroeger open te houden? Dat zijn vragen die in bijna alle essays van Marita Mathijsen, emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, een cruciale rol spelen. Ze schrijft als specialist in de 19e-eeuwse literatuur op een spannende manier over Bilderdijk, Van Lennep en Multatuli, maar ook over de supermarkt vroeger en nu (en wat dat zegt over de emancipatie van vrouwen), over boekhandels en bibliotheken en wetenschappers die hun best moeten doen om hun vak interessant en begrijpelijk te maken.

Uit haar nieuwste bundel, ”Vroeger is ook mooi”, spreekt een zoektocht naar het juiste evenwicht. Aan de ene kant verzet ze zich tegen vandalen en sensatiezoekers, die niet respectvol met het verleden omgaan. Voor zulke mensen staat ze als een strenge bewaker bij de poort naar het verleden. Geen toegang voor onwaardigen. Een student die eerst in zijn oor krabt en dan zijn vingers over een oude brief laat gaan, kan rekenen op een zware uitbrander.

Aan de andere kant spreekt uit haar stukken het levendige besef dat het verleden verloren gaat als er helemaal geen bezoekers meer komen. Vandaar de drang om de geschiedenis te beschermen en toegankelijk te houden voor een breder publiek. „We zijn allemaal afhankelijk van het verleden om te overleven, en we varen op ons verleden om voort te kunnen. Het is onze enige overlevingskans als we er zelf niet meer zijn.”

De zoektocht naar wat voorbij is, is voor Mathijsen symbool van de constante strijd tegen de vergetelheid. Geschiedenis wordt bijna een vervanging van religie: „We geloven niet meer in een hiernamaals. Laten we dan in een hiervoormaals geloven. (…) We kunnen de onttoverde wereld hertoveren door het verleden te zien.” Dat betekent: denken aan de sloten die vroeger door het landschap liepen. Je herinneren dat mensen zich achter de gevels van de Amsterdamse grachtenpanden eeuwen geleden ernstig bezighielden met de vraag hoeveel schepen er met de volgende voorjaarsvloot naar Indië gestuurd zouden worden. Niet vergeten welke dominees er in vroeger eeuwen op de kansel van je oude dorpskerk stonden.

Een samenleving die haar verleden verliest, heeft geen toekomst, betoogt Mathijsen in alle toonaarden. Ze laat geen onduidelijkheid bestaan over het feit dat ze zelf sinds lang afstand genomen heeft van religieuze gevoelens en overtuigingen. Maar ze schrijft met waardering over haar opvoeding bij de nonnen, en ze breekt een lans voor inleving in het verleden – inclusief het 
religieuze wereldbeeld dat daaraan vastzit.

Dat laatste vormt trouwens meteen ook het allergrootste struikelblok om het verleden toegankelijk te houden. Een schilderij van Rembrandt waarderen lukt veel mensen nog wel, en zich laten ontroeren door muziek van Mozart ook. Maar met teksten uit het verleden, die gaan over de ideeën en gedachten van de mensen van toen, is het een ander verhaal. Die teksten zijn de inwoners van het huidige Nederland vreemd geworden.

Natuurlijk kun je de spelling in Vondels ”Gijsbrecht van Aemstel” of Bosboom-Toussaints ”Delftsche wonderdokter” aanpassen en de stijl moderniseren. Maar als bijna niemand meer weet waarom het eervol is om jezelf op te offeren ter wille van de ander, of waarom het belangrijk is dat je Gods wet niet overtreedt – dan is het verleden definitief voorbij. Dan kun je immers niet meer geraakt worden door de keuze tussen liefde en (religieuze) plicht waar veel vroegere romanpersonages mee worstelen, het zegt je weinig als een oude dichter een prachtig vers schrijft over zonde en genade, je kunt geen begrip meer opbrengen voor mensen voor wie vaderlandsliefde of geloof belangrijker kan zijn dan een goede band met familie of vrienden. Die oude teksten hebben weinig meer met het eigen leven en de eigen opvattingen te maken.

Je zou zeggen, in christelijk Nederland hoeft dat probleem minder te spelen, daar is immers geen sprake van een radicale breuk met historische opvattingen. Maar niets is minder waar. Veel christelijke lezers zijn –zelfs als ze de theologie der vaderen met de mond belijden– in de dagelijkse praktijk niet minder dan de rest van Nederland vervreemd van de oude dilemma’s rond plicht, gemeenschapsgevoel, moed, liefde, eer, trouw en zelfverloochening. Geen christelijke uitgever wil intussen nog doorwrochte kerkhistorische studies publiceren. Hoogstens dagboekjes met stichtelijke fragmenten van Luther of Augustinus of Thomas a Kempis, anekdotische tijdschriften of glossy’s waarin de meeste aandacht uitgaat naar „wat het mij nu nog zegt.”

Dat sluit precies aan bij wat Mathijsen in haar Huizingalezing uit 2009 (het eerste stuk in de bundel) het Nederlandse volk voorhield: we lijden aan historische sensatiezucht, we zijn luie lezers en we zouden moeten proberen om wat minder oppervlakkig met het verleden om te gaan en niet slechts in de geschiedenis naar onszelf te zoeken. Het verleden is een andere wereld, waarvan het de moeite waard is kennis te nemen. Traditie is belangrijk, die verwaarloos je slechts tot je eigen schade.

De oplossing die Mathijsen voorstelt, is om literaire vertalers aan het werk te zetten, die niet heel precies de originele teksten dienen te handhaven, maar die de vrije hand krijgen om een brug te slaan naar de huidige lezer. Vertalers die de problemen van het wereldbeeld binnen de tekst kunnen verhelderen en toelichten, die creatieve en eigentijdse varianten van oude uitdrukkingen kunnen bedenken. De oude schrijvers moeten „uit het bejaardenhuis naar de inburgeringscursus.”

Maar uiteindelijk kan de aanpassing niet van de schrijvers alleen komen, ook de lezers zullen hun best moeten doen.

”Vroeger is ook mooi. Essays”, Marita Mathijsen;
uitg. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 253 6910 1; 272 blz.; € 17,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer