Oppositie ook heel nuttig voor Wit-Rusland
Een journalist die in de jaren zeventig de geboorte van het CDA gadesloeg, vertelde eens van een partijcongres waarop de verschillende stromingen het niet eens konden worden. Op een zeker moment had de voorzitter uitgeroepen: „Geen vragen – applaus.” En alzo geschiedde. Mogelijk was het juist dit incident waaraan de CDA-bijeenkomsten de bijnaam ”applausmachine” ontleende.
De Wit-Russische president Loekasjenko wil ook graag een applausmachine. Hij houdt niet van tegenspraak. De christendemocratische partij BCD (Belarusian Christian Democracy) doet momenteel een vierde poging om zich officieel te laten registreren. De eerste drie aanvragen werden afgewezen, op formele gronden.
In Nederland gaat registratie vrij eenvoudig. Je gaat met je paspoort naar de Kamer van Koophandel, meld je met wat handtekeningen bij de Kiesraad en nog zo een paar dingen. Er komt zeker wel enige administratie bij kijken, maar niets in vergelijking met de bureaucratie in Wit-Rusland.
De enige reden is dat Wit-Rusland de oppositie bewust tegenwerkt. Dat gebeurt in vrijwel alle landen die tot de voormalige Sovjet-Unie behoorden.
Op het eerste gezicht is dit goed te begrijpen. Voor een groot deel is het verslaving aan de macht. De zittende regering accepteert gewoon geen tegenspraak. Soms wordt hier een heel verhaal bij gehouden, bijvoorbeeld dat de oppositie niet patriottisch is en het vaderland ‘verraadt’. Maar uiteindelijk gaat het om het monopolie van de macht.
Dit patroon zie je terug in het grote Rusland zelf, waar Poetin volgende maand graag de enige kandidaat voor het presidentschap wil zijn. Hetzelfde doet zich voor in Georgië en Oekraïne, twee landen die zelfs recent een ‘democratische revolutie’ hebben meegemaakt. Blijkbaar is dat dus ook de oplossing niet.
Maar zo erg als in Wit-Rusland is het in weinig andere landen. Rond de presidentsverkiezingen in december 2010 kregen vrijwel alle oppositiegroepen te maken met intimidatie van de kant van Loekasjenko. En intimidatie is dan nog een zacht begrip. Sommige presidentskandidaten van andere partijen werden gewoon op straat opgewacht en het ziekenhuis in geslagen. Anderen werden door de politie aangeklaagd voor verzonnen vergrijpen, variërend van foutparkeren tot fraude met uitkeringsgeld. De presidentskandidaat van de BCD, Vital Rymasheuski, heeft na afloop van de verkiezingen ook enige tijd in de cel doorgebracht, op beschuldiging van opruierij.
Maar deze intimidatie gaat nog steeds door. Toen de BCD enkele weken geleden haar vierde oprichtingscongres wilde houden, werden enkele regionale vertegenwoordigers onderweg aangehouden voor een verkeersovertreding. Waarschijnlijk hadden ze die overtreding niet begaan, maar was dit bedoeld om hen staande te houden en hen later te beschuldigen van iets zwaarders, namelijk vloeken in het openbaar. Het gebruik van godslasterlijke taal op straat is natuurlijk geen aanbeveling voor een vertegenwoordiger van een christelijke partij in oprichting.
Het lijdt geen twijfel dat oppositie voor regeringen heel lastig is. Altijd dat wantrouwen, immer dat spijkers op laag water zoeken. Maar de praktijk leert dat dit heel gezond is.
Macht is als een wild paard dat zonder beteugeling zijn eigen weg gaat en gemakkelijk op hol slaat. Alleen binnen een korset van teugels en tegenwichten (”checks and balances”) kan macht dienstbaar zijn aan de samenleving. Oppositie kan daarbij helpen.
Opvallend is dat deze zelfde notie voorkomt in het kerkelijk bevestigingsformulier voor ouderlingen en diakenen. Ouderlingen krijgen daar de taak om „tirannie en heerszucht” te voorkomen die gemakkelijk indringt zodra de verantwoordelijkheid maar bij één persoon of enkele personen ligt. Als dit geldt voor de kerk –die door Woord en Geest dient te worden geleid– dan zeker ook voor de staat. Ook voor Wit-Rusland dus.
Reageren? buza@refdag.nl