Gewoon dienstbetoon van Martin Bucer
Hij leefde van 1491 tot 1551. Zo’n 25 jaar lang was de stad Straatsburg zijn werkterrein. Voor de Reformatie is zijn arbeid van onschatbare betekenis geweest. Toch vind je op het reformatiemonument in Genève geen verwijzing naar Martin Bucer. Ook al is dat onterecht, het past tegelijk heel goed bij deze hervormer, de man van het gewone dienstbetoon. Minstens drie dingen hebben we aan hem te danken.
Ten eerste ons psalmboek en de gemeentezang. In de diensten in de Thomaskerk, waar Bucer voorging, zong geen kerkkoor in het Latijn. Het volk moest alles kunnen verstaan en begrijpen wat in de dienst gebeurde. De gemeente moest ook actief aan de eredienst meedoen. Daarom werd de lofzang aangeheven door de hele gemeente: mannen, vrouwen en kinderen. Zij zongen psalmen en geestelijke liederen in de volkstaal. Ongehoord in die tijd.
Ongehoord mooi, zo vond Calvijn, die in Straatsburg van 1538 tot 1541 de Franse vluchtelingengemeente diende. Onverwijld ging hij aan het werk. Psalmen werden in het Frans vertaald, berijmd in strofen met elk een eigen melodie, geschikt voor gemeentezang. Al in 1539 verscheen de eerste bundel met negentien psalmen en drie gezangen. Helaas zingen wij in onze kerken de psalmen niet meer zoals Bucer en Calvijn dat voor ogen stond. Maar zonder hun dienstwerk zouden we niet uit het liedboek van Israël zingen.
Als tweede noem ik de visie van Bucer op het huwelijk. Het hoofddoel van het huwelijk vat hij samen onder het begrip ”dienst”. God heeft voor de mens een tegenover geschapen aan wie hij dienstbaar kan zijn en die dan weer aan hem dienst kan bewijzen. Uiteindelijk gaat het erom dat man en vrouw in hun huwelijk samen de Heere dienen, Hem liefhebben. Bucer beklemtoont dat het huwelijk een goddelijke instelling is. God heeft het reeds vóór de zondeval ingesteld. Dit bewijst dat het huwelijk geen noodoplossing is waarmee God tegemoet zou willen komen aan de zondige begeerten van de mens.
Tegenover de traditionele onderwaardering van het huwelijk in zijn dagen, laat Bucer duidelijk de heiligheid van de huwelijkse staat uitkomen. Die heiligheid betekent voor hem niet dat een huwelijk slechts een kerkelijke zaak is. Het huwelijk behoort tot de burgerlijke orde. Dit belangrijke inzicht moeten we vandaag de dag niet loslaten. Het is zaak dat kerken nadrukkelijk opkomen voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren. Een voorstel om de huwelijkssluiting van het stadhuis naar de kerk te verplaatsen, draagt alleen maar bij aan verdere ’privatisering’ van het huwelijk.
In de derde plaats had Bucer een eigen kijk op de Joden. Hij verwerpt de gedachte dat het Joodse volk door God voorgoed verworpen zou zijn vanwege de kruisiging van Christus en de weigering aan het Evangelie gehoor te geven. Zo kiest Bucer bij de uitleg van Romeinen 11 niet voor de gangbare interpretatie waarbij „gans Israël” werd gelezen als „de christelijke kerk.” Bucer betrekt deze belofte alleen op het Joodse volk. Zo veegt hij het stof van de traditie ervan af. Bucer betoogt dat christenen een roeping hebben ten aanzien van de Joden, omdat er in de Schrift nog altijd beloften staan die op vervulling wachten. Christenen dienen door hun handel en wandel de liefde van God tot het Joodse volk te ondersteunen. Deze visie vond niet zo snel ingang in brede lagen van het kerkvolk. Het heeft tot ver in de twintigste eeuw geduurd. Van Bucer loopt er een lijn via Brakel naar Boogaard.
Als het gaat over Bucers invloed zou er meer te noemen zijn. Deze drie dingen maken wel duidelijk dat een Schriftuitlegger zich niet moeten laten (ver)leiden door gangbare opinies, ongeacht of ze nu breed leven in de maatschappij of onder het kerkvolk gemeengoed zijn. Vanuit een Bijbelse basis ontwikkelde Martin Bucer het beginsel dat ieder mens niet zijn eigen welzijn moet zoeken, maar slechts het welzijn van zijn naaste en dat ter ere van God. Als stadspredikant bracht hij dit in praktijk. Gewoon dienstbetoon. Een kleine vijf eeuwen later plukken wij er nog steeds de vruchten van.
De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl