Door speculatie met voedsel veel verloren in strijd tegen honger
Het Westen moet financiële speculatie met voedsel bestrijden, betoogt dr. ir. Dirk Bezemer. Er is het laatste decennium door de speculatie veel verloren in de strijd tegen honger en armoede.
Sinds 2002 is de prijs van voedsel op de wereldmarkt verdubbeld. Consumenten overal ter wereld moeten voor hun tarwe, rijst en mais nu beduidend meer neertellen dan tien jaar geleden.
Voor ons in het Westen is dat overkomelijk: we geven slechts zo’n 10 procent van ons inkomen uit aan eten. Onze medewereldburgers in ontwikkelingslanden leggen gemiddeld twee derde van het inkomen voor eten opzij.
Voor de burgers van derdewereldlanden is de voedselstijging ook een ramp omdat de prijsverhogingen vaak plotseling zijn. Veel overheden in ontwikkelingslanden subsidiëren immers voedsel en brandstof. Ze kopen tegen wereldmarktprijzen in en verkopen tegen vaste, lagere binnenlandse prijzen. Dit om de armen in hun land toegang tot voedsel, een eerste levensbehoefte, te geven.
Voor overheden is dit een zware last die op de begroting drukt. De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties schat dat de kosten van voedselimporten voor ontwikkelingslanden in 2011 plots een derde hoger waren dan in 2010.
Voedselprijzen zijn ook veel instabieler geworden. In de eerste helft van 2008 daalden prijzen plotseling met meer dan 30 procent; in de eerste helft van 2011 stegen ze met 40 procent. Dat kan het budget niet aan. Veel landen hebben dus hun subsidieprogramma’s moeten versoberen.
In Algerije verdubbelden de prijzen van meel en suiker binnen een maand in januari 2011. Het was geen toeval dat juist toen de ”Arabische lente” begon: veel mensen waren wanhopig.
Andere gevolgen van de stijgende voedselprijzen zijn sluipender en komen niet in het nieuws. Het aantal mensen in de wereld met honger was lang dalende, zelfs in absolute getallen: van 870 miljoen in 1969 (een kwart van de toenmalige wereldbevolking) tot 850 miljoen in 2005 (13 procent). Nu zijn het er waarschijnlijk meer dan 1 miljard, dus een zevende van de bevolking.
Ook de armoede is toegenomen: de Wereldbank schat dat sinds juni vorig jaar 44 miljoen mensen onder de armoedegrens gevallen zijn vanwege stijgende voedselprijzen.
Varkens
Waarom is het voedsel plotseling zo duur? Het ligt voor de hand te denken aan de droogtes en exportverboden van afgelopen zomer in Rusland, Australië en het zuiden van de Verenigde Staten. Er wordt nu ook veel landbouwareaal gebruikt voor biobrandstoffen waar vroeger voedsel verbouwd werd.
Voedselprijzen zijn verder hoog omdat het economisch zo goed gaat in Zuidoost-Azië. Daardoor wordt er meer geconsumeerd – er zijn nu een half miljard varkens in China, die ook moeten eten. Omdat China zelf weinig landbouwgrond heeft, importeert het land veel graan en soja om aan de stijgende vraag te kunnen voldoen, met stijgende prijzen tot gevolg.
Om in hun behoeften te voorzien zijn China, Zuid-Korea en verschillende golfstaten sinds een aantal jaren ook landbouwgrond in ontwikkelingslanden gaan kopen. Oxfam schat dat buitenlandse investeerders in Afrika viermaal de oppervlakte van Frankrijk aan landbouwgrond bezitten. De opbrengsten zijn veelal voor de export, waardoor er minder lokaal voedselaanbod is en de prijzen stijgen.
Er zijn ook sterke aanwijzingen dat er met voedsel gespeculeerd wordt. De prijsstijging begon in 2002, tegelijk met het ruime monetaire beleid van de Europese, Engelse, Japanse en Amerikaanse centrale banken na 9/11. Al dat extra geld moet renderen, en omdat aandelen en vastgoed het slecht doen, stapten veel investeerders in grondstoffen, waaronder voedsel.
Het gaat hier niet om handel in fysieke bulkgoederen maar om opties en andere afgeleide, financiële producten. Op de tarwemarkt van Chicago is het marktaandeel van zulke speculatieve contracten in vijf jaar tijd van 12 procent (1996) naar 61 procent (2011) gegaan. Dat leidt tot prijsopdrijving en prijsschommeling die weinig meer met vraag en aanbod van voedsel van doen hebben.
Kortom, er is het laatste decennium veel verloren in de strijd tegen honger en armoede. Het Westen kan daar twee dingen aan doen. Financiële speculatie met voedsel moet worden ingedamd door regulering. Op 16 oktober 2011, Wereldvoedseldag, riepen 461 economen uit meer dan 40 landen daartoe op in een open brief aan de US Commodity Futures Trading Commission, onder andere verantwoordelijk voor de tarwemarkt van Chicago.
We kunnen ook stoppen met het creëren van grote hoeveelheden geld, zogenaamd om onze economieën uit de crisis te trekken. Dat werkt tot nu toe niet, en heeft veel slechte neveneffecten voor mensen elders op de wereld.
De auteur doceert ontwikkelingseconomie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkte eerder aan de universiteiten van Amsterdam en Londen. Hij schreef mee aan rapporten voor de Wereldbank, OESO en UNCTAD en publiceerde over de rol van landbouw in het ontwikkelingsproces.