Kamer hervat debat over passend onderwijs
In politiek Den Haag en in het onderwijsveld is het enkele maanden stil geweest rondom het passend onderwijs. Dat gaat de komende maand veranderen. Fracties en onderwijsorganisaties slijpen hun messen.
Ter opfrissing. Passend onderwijs is de nieuwe naam voor onderwijs aan leerlingen die vanwege een beperking extra ondersteuning nodig hebben. Het gaat concreet om leerlingen met leer- of ontwikkelingsproblemen, ziekte, handicap of gedragsstoornis. Veel van deze leerlingen zitten in het speciaal (basis)onderwijs of hebben een zogenoemd rugzakje (leerlinggebonden financiering). In het jargon: cluster 3- en cluster 4-leerlingen.
Op dit moment bekijken scholen vooral naar welke schoolsoort in het speciaal onderwijs een kind met (gedrags)problemen of een handicap het best zou kunnen gaan. Straks is het uitgangspunt dat eerst gekeken wordt welke zorg het kind nodig heeft en waar die het best kan worden geboden, op een gewone school of op een school voor speciaal onderwijs.
Nieuw is verder dat scholen een zorgplicht krijgen. Ieder kind dat op een school wordt aangemeld moet linksom of rechtsom worden geholpen. Daarmee wil de minister voorkomen dat leerlingen thuiszitten.
In de nieuwe opzet verdwijnt het rugzakje. De samenwerkingsverbanden waarin normale scholen en scholen voor leerlingen met een beperking samenwerken, krijgen het geld voor de begeleiding en niet langer de ouders.
De discussie over het passend onderwijs startte in oktober 2010, toen de kersverse minister van Onderwijs, Van Bijsterveldt, met een plan naar buiten kwam om 300 miljoen euro te korten op het totale budget van 2 miljard euro. De oppositie in de Tweede Kamer en de onderwijsorganisaties protesteerden fel.
Daarop besloot de bewindsvrouw halverwege vorig jaar de bezuiniging te spreiden in de tijd. De korting van 50 miljoen euro die voor dit jaar stond gepland, gaat niet door. In 2013 wil de bewindsvrouw nu 100 miljoen korten en in 2014 200 miljoen in plaats van de geplande 300 miljoen per jaar. Vanaf 2015 wordt er jaarlijks wel 300 miljoen euro gekort.
Verder voerde de minister een charmeoffensief uit. Ze voerde meer dan 150 gesprekken met het onderwijsveld om draagvlak te vinden voor haar plannen. Dat is voor een deel gelukt; het onderwijsveld staat nu minder negatief tegenover de structuurwijzigingen. De weerstand tegen de bezuinigingen is onverminderd groot.
De afgelopen maanden is er in de media niet veel aandacht geweest voor de schriftelijke voorbereiding van de wet waarin de nieuwe werkwijze is vastgelegd. Eind vorig jaar stuurde de bewindsvrouw de wet naar de Tweede Kamer en de afgelopen maanden hebben de fracties daar hun vragen over kunnen stellen. Van Bijsterveldt heeft die beantwoord. Daarmee is de wet gereed voor mondelinge behandeling in de Tweede Kamer. Vorige week heeft Kamer besloten dat de behandeling in principe plaats zal vinden in de week van 6 maart.
De onderwijsbonden zullen in die week flink de trom roeren. De Algemene Onderwijsbond, CNV Onderwijs en mogelijk nog meer bonden gaan actievoeren tegen de wet. Voorzitter Rog van CNV Onderwijs zegt dat het onderwijs veel nadeel zal ondervinden als de Tweede en de Eerste Kamer akkoord gaan. Door de geplande bezuinigingen en de stijgende werkdruk van leraren zal het onderwijs aan kinderen met een beperking schade oplopen. Deze week maken de bonden bekend welke acties ze wanneer gaan houden.
De verwachting is dat de Tweede Kamer in meerderheid instemt met de plannen. VVD , CDA en PVV hebben immers getekend voor de korting. Maar Van Bijsterveldt zal ook kritische vragen krijgen. Zeker vanuit de oppositie, maar ook vanuit het CDA. Deze partij is bezorgd over de effecten van de bezuinigingen en wil ook dat de bestaande expertise zo veel mogelijk behouden blijft. Dat zal lastig zijn, want door de bezuiniging verdwijnen er enkele duizenden banen.
De oppositie in de Tweede Kamer kan nog wel leven met de nieuwe structuur, maar vindt dat de bezuiniging van tafel moet. ChristenUniefractievoorzitter Slob heeft daarvoor nog wel een suggestie. „Het kabinet trekt 250 miljoen euro uit voor een proef met prestatiebeloning in het onderwijs. Als die niet doorgaat, hoeft er ook niet bezuinigd te worden in het passend onderwijs. Ik bezoek regelmatig scholen en daar hoor ik ook dat ze geen enkele behoefte hebben aan prestatiebeloning.”
Of de wet uiteindelijk in het staatsblad komt, hangt uiteindelijk af van de SGP. Het ziet ernaar uit dat de voltallige oppositie in Tweede en Eerste Kamer tegen de wet zal stemmen. Dan is het stemgedrag van SGP-senator Holdijk doorslaggevend. Als Van Bijsterveldt goedkeuring voor haar wet wil, doet ze er goed aan om goed naar de SGP te luisteren.
Deze fractie heeft in ieder geval twee noten op haar zang. De eerste is of de vrijheid van onderwijs voldoende uit de verf komt in de nieuwe samenwerkingsverbanden van scholen. Deze worden in principe per regio georganiseerd, waardoor scholen van verschillende denominaties met elkaar moeten samenwerken. Bevinden er zich binnen een ‘algemeen’ samenwerkingsverband meerdere scholen voor speciaal onderwijs van verschillende richtingen, dan hebben ouders nog wel keuzevrijheid.
Voor het reformatorisch onderwijs heeft de minister een uitzondering gemaakt. Die mogen een eigen samenwerkingsverband houden. Deze scholen moeten dan wel een landelijk dekkend netwerk organiseren voor het passend onderwijs. Daar is men druk mee bezig (zie kader).
De tweede garantie die de SGP wil hebben is zekerheid over het leerlingenvervoer. Nu beknibbelen gemeenten hierop. Zeker voor leerlingen die verder moeten reizen, ontstaan er vaak problemen. De minister zal op dit punt ook over de brug moeten komen.
Reformatorisch onderwijs
Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs heeft het reformatorisch onderwijs een grote dienst bewezen. Als enige richting behouden de refoscholen hun eigen samenwerkingsverband. De zes reformatorische samenwerkingsverbanden voor basisonderwijs worden samengevoegd tot een landelijk geheel. Het voortgezet onderwijs is al landelijk georganiseerd.
Door de samenwerkingsverbanden kunnen leerlingen van reformatorische scholen die doorverwezen worden naar het speciaal onderwijs, naar scholen van de eigen richting. Voor andere richtingen wordt het speciaal onderwijs per regio georganiseerd, dus los van de denominatie.
De voorwaarde die Van Bijsterveldt heeft gesteld aan het reformatorisch onderwijs is dat de samenwerkingsverbanden voor basis- en voortgezet onderwijs een landelijk dekkend netwerk van alle soorten speciaal onderwijs hebben. Concreet betekent dit dat alle kinderen met een indicatie voor cluster 3 (een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking en langdurig zieke leerlingen) of cluster 4 (psychische stoornissen en/of gedragsproblemen) naar reformatorische scholen voor speciaal onderwijs moeten kunnen.
De achterliggende periode zijn hierin de nodige stappen gezet. Alle scholen voor cluster 3 (zml) hebben de zogeheten MG-status verworven (de bevoegdheid om kinderen met meervoudige handicaps toe te laten). En de scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) laten heel bewust kinderen toe met een cluster 4-indicatie (via de rugzakconstructie). Vanaf 2010, toen de minister een experiment toestond, kunnen alle cluster 3- en 4-leerlingen op de normale manier op de speciale scholen worden ingeschreven. Bijna alle kinderen met een indicatie voor cluster 3 of 4 krijgen nu binnen deze bestaande voorzieningen al het juiste onderwijs en de benodigde zorg.