Vroege Kerk houdt moderne patiënt spiegel voor
In de Vroege Kerk was geduld een belangrijk deugd in de omgang met ziekte, schrijven Stef Groenewoud en Theo Boer. De eerste christenen houden ons daarmee een spiegel voor. Tegelijk is het voor een goede gezondheidszorg nodig dat patiënten ook andere deugden beoefenen.
In de eerste eeuwen na Christus groeide het christendom uit van stroming binnen het jodendom met een paar honderd leden tot een godsdienst die bijna de hele Griekse en Romeinse cultuur stempelde. De staat werd ontgoddelijkt, liefdadigheid en gezondheidszorg werden georganiseerd, de seksuele moraal werd strenger en mensen werden gezien als gelijk in waarde en beelddrager van God, zelfs als je ziek, arm of gehandicapt was. Die eerste eeuwen zijn voor ons huidige denken van een niet te onderschatten betekenis.
Hoe dacht men destijds over medisch-ethische zaken? Valt er op dat terrein wat van de Vroege Kerk te leren? Wij hebben ons een jaar lang beziggehouden met deze vraag. Onze conclusie: weliswaar is de geneeskunst dankzij zaken als chirurgie, antibiotica, pijnstillers en sedativa verbeterd en is de maatschappij modern en de mens autonoom geworden. Maar de ”condition humaine” is in de tussentijd niet wezenlijk veranderd. Ook moderne mensen overlijden, lang niet altijd aan prettige oorzaken, laat staan aan oorzaken waarvoor zij zelf hebben gekozen.
Zijn we in moreel opzicht dan misschien betere mensen geworden? Dat valt te betwijfelen: onder het vernis van beschaving sluimert het vermogen om je in no time tot een heerszuchtig roofdier te ontwikkelen. Wie van de Vroege Kerk wil leren, doet er daarom goed aan zich te realiseren dat men in de eerste eeuwen maar al te vertrouwd was met pijn, ziekte, jeuk, astma, handicaps, armoede, vuil en ongedierte. Alles wat over moed, geduld, zelfbeheersing en godsvertrouwen werd gezegd, klonk in een situatie die je tegenwoordig hooguit in sommige derdewereldlanden nog aantreft. De adviezen van de kerkvaders mogen soms streng klinken, wereldvreemd misschien ook, maar niets is minder waar: zij boden troost en houvast en stelden mensen in staat om hun waardigheid te behouden te midden van onzegbaar leed.
Patientia
In onze studie verkenden we de visie van de kerkvaders op diverse morele zorgdilemma’s. Een van de thema’s belichten we in dit artikel. Het betreft de betekenis van de deugd ”patientia” (geduld) bij ziekte.
In de oudheid was men er al van doordrongen dat geduld een schone zaak is. De deugd patientia was een van de belangrijkste deugden, naast de kerndeugden prudentia (voorzichtigheid of verstandigheid), justitia (rechtvaardigheid), temperantia (matigheid) en fortitudo (moed of dapperheid). Zeker in de context van het lijden stelt de patientia, in combinatie met prudentia, mensen in staat om zowel moedig als dapper te blijven, ook als het langdurig van hen wordt gevraagd.
Dat de kerkvaders dit niet alleen zo zagen in het perspectief van het martelaarschap, maar ook letterlijk in geval van ziekte, wordt duidelijk in een van de geschriften van Cyprianus, als hij de verschrikkelijke gevolgen van een epidemie beschrijft. Toch concludeert hij: „Zelfs als deze enorme sterfte niets anders heeft gebracht, heeft het toch dit voordeel opgeleverd voor christenen en Gods dienaars dat (…) we leren om de dood niet te vrezen. Dit is een training voor ons – geen massasterfte. De beproevingen geven de geest de glorie van standvastigheid, door de dood te minachten, bereiden zij ons voor op de kroon.”
Het is dan ook niet toevallig dat het woord ”patiënt” rechtstreeks afstamt van het werkwoord ”patior”, dat dulden, verdragen, bestand zijn (tegen) betekent. Het staat voor zaken als hardheid en geduld. Een patiënt is volgens die etymologie een ”dulder”. En om het nog duidelijker te maken: het kenmerk van het werkwoord ”patior” is dat het een lijdende vorm is. Het slaat dus op het vermogen om niet-actief te zijn en de dingen voor zo lang als dat nodig is maar te laten gebeuren.
Kritische zorgconsument
In schril contrast met deze passieve rolopvatting lijken, zo op het eerste gezicht, de ontwikkelingen te staan die de gezondheidszorg de afgelopen tien jaar heeft doorgemaakt. Patiënten moesten veranderen in kritische zorgconsumenten. Websites, zoals kiesbeter.nl, waarop de laatste jaren in hoog tempo allerlei informatie over de beschikbaarheid en de kwaliteit van de zorg is ontsloten, zouden hierbij moeten helpen. Op deze manier zou de consument (we citeren een beleidsdocument hierover uit 2002) „op zoek gaan naar de beste aanbieder en zich al klikkend een weg door zorgland banen.”
De gedachte achter dergelijke ontwikkelingen is natuurlijk uiterst sympathiek en ook logisch. Immers: als patiënten maar kritisch genoeg zijn, en gebruikmaken van deze informatie, zullen zij het beste zorgaanbod selecteren. Zo verdwijnt de slechte zorg vanzelf door gebrek aan klandizie.
Inmiddels weten we uit onderzoek dat de patiënt zich niet simpelweg op deze rationele manier gedraagt. Misschien gaat het op voor hoogopgeleide kritische vijftigers die een nieuwe knie nodig hebben. Voor de grote groep fragiele ouderen, die soms met een chronische of zelfs levensbedreigende situatie worden geconfronteerd, spelen bij de zorgkeuze heel andere overwegingen een rol.
Andere deugden
Ondanks deze bedenkingen willen we toch niet sceptisch staan tegenover nieuwe rolopvattingen voor patiënten. Natuurlijk is het goed (zeker in onze tijd van overvloed en consumentisme) ingetogen en tevreden te zijn met hetgeen we op zorggebied ontvangen. Daar past patientia; geduld en dankbaarheid.
Maar als het daarbij zou blijven, zou het zelfreinigend vermogen van de gezondheidszorg en de rol die patiënten daarin kunnen spelen, onvoldoende worden benut. In onze optiek is het mogelijk, wenselijk, ja zelfs noodzakelijk dat patiënten ook andere deugden beoefenen. Alleen zo verzekeren we ons op de lange termijn van goede kwaliteit zorg tegen acceptabele kosten.
We denken daarbij aan de deugd van de matigheid (temperantia), die in praktijk gebracht kan worden door zelf kritisch te zijn op gebruik van medicijnen en hulpmiddelen, doktersbezoek of andere professionele hulp. Maar ook door je verantwoordelijkheid te nemen en hulpverleners te wijzen op eventuele verspilling of inefficiënte situaties.
Hetzelfde geldt voor onveilige situaties, bijna-ongelukken of daadwerkelijke incidenten. Er is vaak moed (fortitudo) voor nodig om als patiënt dergelijke situaties aan te kaarten. De weg van de minste weerstand is dan om niets te zeggen, maar daarmee wordt een belangrijke kans op verbetering van de zorg gemist.
En wat te denken van de voorzichtigheid en verstandigheid (prudentia)? Vanuit deze deugd bezien is wel degelijk een lans te breken voor een kritische houding van patiënten, zeker waar het belangrijke veiligheidsissues betreft. Waarom je lijdzaam en geduldig laten opereren door een chirurg die een bepaalde risicovolle ingreep aantoonbaar te weinig frequent uitvoert? Een blik op internet leert je soms dat je voor die ingreep elders moet zijn om de kans op complicaties en fouten zo laag mogelijk te houden. Die mogelijkheid niet aangrijpen lijkt tegenwoordig eerder op roekeloosheid dan op geduld.
Al met al lijken er in zorgsettings situaties te kunnen ontstaan waarin je als patiënt als het ware in een conflict van plichten terechtkomt. Het vergt wijsheid om dan de juiste keuzes te maken. Je beperken tot geduld en lijdzaamheid is dan soms het makkelijkst maar niet altijd het meest verkieslijk. Niet voor jezelf, maar ook niet vanuit het belang van het collectief.
Dr. A. S. Groenewoud was tot en met augustus 2011 directeur van het Lindeboom Instituut voor Medische Ethiek. Momenteel is hij senior manager bij KPMG Plexus. Dr. T. A. Boer is als ethicus verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit Utrecht. Dit artikel is een verkorte versie van de lezing die zij vanmiddag hielden bij de presentatie van hun essay ”Vroegchristelijke Denkers en Morele Zorgdilemma’s”. www.zonmw.nl voor meer informatie en een gratis bestelling van het essay.