2 februari, Maria Lichtmis
Als Máxima Zorreguieta na haar huwelijk met kroonprins Willem-Alexander rooms-katholiek blijft, zal de invloed van de rooms-katholieke clerus op het hof aanmerkelijk toenemen, denkt prof. dr. Rudolf Boon. Laten reformatorische christenen zich bewust zijn van de symboliek die in de huwelijksdatum schuilt, schrijft hij.
Het valt niet te ontkennen dat door het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima vragen worden opgeroepen die ons regelrecht terugvoeren tot de historische grondslagen van onze natie. Maar waarom worden zulke indringende, zwaarwegende vragen niet klip en klaar gesteld in onze media, in het politiek debat, in de kerken? Schort het soms aan historisch besef? Is het zwijgen een blijk van gebrek aan kennis van de vaderlandse geschiedenis? Zijn wij de omgang met waardevolle tradities kwijtgeraakt doordat zovelen onder ons vervreemd zijn van de basis waarop ons geestelijk-zedelijk erfgoed rust? Of is men, met name in kerkelijke kring, beducht om problemen aan te roeren waardoor de relatie Rome-Reformatie in ons land misschien onder spanning zou komen te staan?
Scheiding tussen kerk en staat en persoonlijke vrijheid van godsdienst gelden respectievelijk voor koningschap en vorst(in). Volgens de staatsregeling van 1814 (artikel 134) behoorde de koning „de christelijke hervormde godsdienst” te belijden. In de gewijzigde grondwet van 1815 werd deze bepaling geschrapt. Daarmee verloor de historische band tussen het huis van Oranje-Nassau en de Hervormde Kerk voorgoed zijn officieel staatsrechtelijk karakter. Toch bleef sedertdien de verbondenheid van de regerende Oranjes met de vaderlandse volkskerk gehandhaafd. Hangt het voortbestaan van deze traditie alleen af van de persoonlijke keuze -bijvoorbeeld van Beatrix of Willem-Alexander- voor het lidmaatschap van de Hervormde Kerk? Of wordt die keuze mede bepaald door overwegingen waardoor de persoonlijke geloofsovertuiging in een breder kader komt te staan als ”Religion als Privatsache”? Deze overwegingen zijn erop gericht om in het geheugen van ons volk een historische samenhang van factoren vast te houden: factoren die de loop van onze vaderlandse geschiedenis en cultuur beslissend hebben gemarkeerd. De verknochtheid van de regerende Oranjes aan de Nederlandse Hervormde Kerk houdt namelijk de herinnering levend aan de samenhang tussen de Nederlandse versie van de Reformatie in haar pluriformiteit, het huis van Oranje-Nassau en de grondslagen waarop de beste tradities in ons nationale bestaan zich konden ontplooien.
”Nee” tegen absolutisme
In een aantal strofen van het Wilhelmus met zijn talrijke toespelingen op bijbelteksten wordt treffend vertolkt waarop het in die samenhang vóór alles aankomt: de onvoorwaardelijke afwijzing van elke vorm van absolutisme in kerk en staat. Zo kon er ruimte ontstaan waarbinnen geleidelijk aan een democratisch bestel kon worden opgebouwd. Het democratiseringsproces komt op gang in de periode van onze republiek telkens wanneer overheid en volk met vallen en opstaan hebben geleerd bij maatschappelijke en godsdienstige problemen door onderling overleg tot een vergelijk te komen. Een traditie van ruimdenkendheid binnen een christelijk geïnspireerd humanisme zet zich voort in de Remonstrantse Broederschap en in verlichte kringen binnen de ”publieke” kerk. Democratiserende elementen in de gereformeerde en de doopsgezinde kerkopvatting en kerkstructuur kweken op het grondvlak een democratische gezindheid.
In schril contrast met deze ontwikkelingen staat de geschiedenis van de Contrareformatie, gekenmerkt door bondgenootschappen tussen de kerk van paus en curie met reactionaire absolutistische monarchieën. Deze kerk heeft zich verbonden met machten die uit waren op de vernietiging van het verbond tussen Reformatie, Oranje en het vrijheidsstreven in de strijd voor onze nationale onafhankelijkheid. Weliswaar ontbreekt het nu niet meer aan waarderende woorden die het Vaticaan bij tijd en wijle over heeft voor de democratische rechtsstaat. Niettemin is de kerk van paus, curie en bisschoppen structureel en mentaal in flagrante tegenspraak zowel met de beginselen waarop ons democratische bestel rust, alsook met hetgeen kan worden verstaan onder een democratische gezindheid. Hiertegenover wordt van rooms-katholieke zijde steevast betoogd dat de kerk niet op één lijn kan worden gesteld met een seculier gemenebest. Haar orde dankt zij niet aan een staatkundig proces, maar aan de opdracht die Christus aan zijn apostelen verleend heeft. Het is dan ook onterecht om de kerk de maat te nemen met democratische maatstaven. Vooral het reformatorische ”issue de Calvin” heeft helder aan het licht gebracht dat die goddelijke opdracht allerminst een legitimatie kan zijn voor een absolutistisch klerikalisme, dat zijn toppunt bereikt heeft in de prerogatieven welke aan de Cathedra Petri worden toegekend.
Dubbelzinnig
De verhouding van een absolutistisch geordende kerk tot een democratisch gemenebest wordt nog gecompliceerder door de dubbelzinnigheid die aan de positie van de paus kleeft. De bisschop van Rome is hoofd van een wereldkerk, tegelijk hoofd van wat doorgaat voor een staat, compleet met hofhouding, ministers, ambassadeurs, diplomatieke vertegenwoordigers overal ter wereld. De dubbelzinnigheid komt aan het licht wanneer bijvoorbeeld onze Koningin bij de paus op audiëntie zou gaan. Ons democratisch beginsel van scheiding tussen kerk en staat gedoogt niet dat de Koningin een staatsiebezoek brengt aan het hoofd van een kerkgenootschap. Dus betreft de audiëntie een ontmoeting van twee staatshoofden. Niettemin wordt de koningin verwelkomd door een paus in klerikaal habijt. Volgens Vaticaanse etiquette wordt van haar verwacht dat zij zich in zwart hult. Houdt dit voorschrift soms verband met het feit dat onze Koningin niet behoort tot de kerk waarvan de paus hoofd is? Mocht dit inderdaad zo zijn, dan is dit curiaal vertoon van minachting voor de geloofsovertuiging van Hare Majesteit een belediging van haar waardigheid en daarmee van onszelf als natie, welke zij vertegenwoordigt. Een staatsiebezoek dat verloopt volgens Vaticaans ceremonieel, vindt plaats in een uitgesproken kerkelijke ambiance. Kerk en staat lopen in het Vaticaan door elkaar. Dit treedt ook aan de dag in de functie van de nuntii. Zij zijn ambassadeurs van het Vaticaan met een diplomatieke status en een diplomatieke opdracht in het mondiaal politieke bedrijf. Tegelijk zijn zij pottenkijkers in de keuken van kerkprovincies en kijken de bisschoppen op de vingers.
Vragen
Er bestaat geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de loyaliteit van rooms-katholieke burgers jegens de Nederlandse democratische rechtsstaat. Ten volle nemen zij deel aan en dragen bij tot het maatschappelijke, culturele en politieke leven in ons land. Juist op grond van hun betoonde loyaliteit vraag ik aan hen:
Hoe kunt u als praktiserend rooms-katholiek een democratische gezindheid in overeenstemming brengen met klerikaal absolutisme? Hoe kunt u loyaliteit betrachten aan twee stelsels die elkaar uitsluiten?
Hoe beschouwt u de relatie van het Vaticaan -waarin kerk en staat, geestelijk en wereldlijk, twee zijden van één medaille zijn- tot een democratie waarin het beginsel van scheiding tussen kerk en staat gehuldigd wordt?
Beseft u en respecteert u de fundamentele betekenis van de Hervorming voor onze nationale geschiedenis, cultuur en staatsbestel?
Laat ik ervan uitgaan dat in uw ogen ”Religion” meer is dan ”Privatsache”, vooral wanneer het gaat om het belijden van iemand die een traditie vertegenwoordigt welke teruggaat tot de grondslagen van onze natie. Wie kan ontkennen dat Máxima’s Latijns-Amerikaans rooms-katholicisme -dat niet kan worden afgedaan als een privé-aangelegenheid van haar alleen- allerminst die traditie vertegenwoordigt? Zij is opgegroeid in een reactionair autocratisch milieu waarin kerk en dictatuur maar al te vaak elkaar wisten te vinden. Dit milieu is volstrekt vreemd aan een geestesgesteldheid die elke vorm van absolutisme in kerk en staat onvoorwaardelijk afwijst. Blijft Máxima rooms-katholiek, dan zal onherroepelijk de invloed van de rooms-katholieke clerus, lopend in de pas van het Vaticaan, op het hof aanmerkelijk toenemen. Menig reformatorisch christen in dit land voorziet met deze toename een verflauwing van de herinnering aan wat de Hervorming in haar pluriformiteit voor onze cultuur en maatschappij betekend heeft. Wie de liturgische kalender van de Rooms-Katholieke Kerk kent, beseft dat de datum voor het koninklijk huwelijk niet willekeurig gekozen is. Zou Máxima soms niet weten dat Maria Lichtmis op de tweede februari gevierd wordt? Laten reformatorische christenen zich bewust zijn van de symboliek die in de huwelijksdatum schuilt. De keuze van die datum geeft hun nogal wat te denken!
De auteur is cultuurhistoricus en emeritus hoogleraar in de liturgiewetenschap.