Doodsangst en vrede in Filipijnse jungle
Het Amerikaanse zendelingsechtpaar Martin en Gracia Burnham werd ruim een jaar lang samen met een aantal anderen in de Filipijnen in gijzeling gehouden door de islamitische terreurbeweging Abu Sayyaf. Gracia raakte bij haar bevrijding op 7 juni 2002 op het zuidelijke eiland Basilan door een kogel gewond. Haar echtgenoot, de zendeling Martin Burnham, kwam bij de operatie om het leven. In haar boek ”In the Presence of My Enemies” (”In het bijzijn van mijn vijanden”), dat recent in de VS verscheen, beschrijft Gracia de periode van gevangenschap. Enkele fragmenten.
„Boem, boem, boem! Martin en ik schrokken wakker. Buiten was het nog donker, en we konden niets zien. We hoorden alleen geklop op de houten deur van de strandhut waarin we onze achttiende huwelijksdag vierden. Boem, boem, boem, boem! „Wie is daar?” vroeg Martin. „Een veiligheidsbeambte”, luidde het antwoord. Ik wed dat hij dronken is, dacht ik. Juist toen Martin bij de deur was, vloog die open. Drie mannen met M16-geweren drongen naar binnen. Onmiddellijk sleepten ze Martin naar buiten. De oudste van de mannen schreeuwde tegen me: „Eruit, eruit!” „Nee, nee, nee!” riep ik en hield stevig het laken vast dat ik om me heen had geslagen. „Ik ben niet aangekleed.” Snel trok ik wat aan. „Opschieten, opschieten!” luidde opnieuw het bevel.
We werden naar een speedboot gebracht. Op het dek zaten nog zeventien andere gegijzelden. Achter het stuur stond een groepje kidnappers, een paar anderen bevonden zich achter, bij de motoren. De overval had misschien maar 25 minuten geduurd. De motoren werden gestart, en de boot voer af. De vijftien kidnappers zwaaiden met hun vuisten in de lucht en riepen: „Allah akbar!” („Allah is groot”). Dadelijk wisten we met wie we te doen hadden: met de gevreesde Abu Sayyaf. Alleen zij hadden de moed zoiets te doen. Op de zuidelijke Filipijnen zijn de mensen verschrikkelijk bang voor hen. Spoedig begonnen de andere gegijzelden met elkaar te overleggen hoeveel geld ze konden opbrengen. Iedereen scheen te weten hoe het zou lopen. De verbreiding van het islamitische geloof was in naam het doel, maar eigenlijk ging het puur om geld.
We sliepen op het dek; onze voeten bungelden over de reling. Iedere centimeter op het schip was benut. Vanaf nu had ik ’s morgens, als ik wakker werd, niets anders te doen dan in leven te blijven. Wij als gegijzelden begonnen ons aan elkaar voor te stellen. Hoe meer we van de anderen wisten, des te meer waren we in staat elkaar wederzijds te bemoedigen en op te vrolijken. Op een gegeven moment vroeg een van de gegijzelden aan Martin om hardop te bidden voor het welzijn van de groep. „Heere, dit alles doet U niet perplex staan”, begon Hij met een rustige stem. „U weet waar wij ons bevinden, ook wanneer wij daarvan geen idee hebben. Houd ons in Uw handen. Geef ons de kracht om deze situatie te verdragen. Wij zijn van U afhankelijk. Amen.” Een ongewone vrede vervulde mijn hart, terwijl ik naar het gebed van mijn man luisterde. Anderen scheen het evenzo te vergaan.
Na vijf dagen en nachten bereikte onze boot een paar kleine eilanden. We stapten uit en werden in het donker een berg op gestuurd. In een hut van 16 vierkante meter gingen we liggen om te slapen. We waren bezweet en vuil. Toen de morgen aanbrak, waren we enthousiast dat we in kleine groepjes naar de rivier werden gebracht.
Om de bewakers geen aanstoot te geven, moesten we geheel gekleed in de koude rivier stappen. We waren net met onze wasbeurt begonnen, toen plotseling schoten klonken. De gewapende Filipijnse strijdkrachten hadden ons binnen een paar uur na onze aankomst opgespoord. De Abu Sayyaf renden het bos in en maakten gelijk het vuur uit. Wij kregen het bevel terug naar de hut te rennen. Daar gingen we plat op de vloer liggen. Een van de gegijzelden moest een radiozender bellen en een boodschap voor de Filipijnse presidente Gloria Macapagal Arroyo doorgeven. Het vuren op de Abu Sayyaf moest onmiddellijk worden gestaakt, anders zouden er onder de gegijzelden slachtoffers vallen.
Na ongeveer tien minuten hielden de schoten op. Wij zaten in de hut en probeerden te kalmeren. Nog nooit in mijn leven was er op mij geschoten. Als iemand mij toen had gezegd dat dit nog maar de eerste van de in totaal zeventien soortgelijke vuurgevechten was, was ik vermoedelijk ter plekke in elkaar gezakt.”
(rc((…)
(ju(„We marcheerden dagenlang door de jungle, steeds maar op de vlucht voor de regeringstroepen. Als we door een klein dorpje kwamen, merkten we dat de inwoners medelijden hadden.
Sabaya, de woordvoerder van de terroristen, belde met zijn satelliettelefoon regelmatig met de presidente. „Mevrouw de president, u begrijp me niet, denk ik. Wij hebben drie Amerikanen. We willen 3 miljoen dollar. Als we dat krijgen, zullen we hen vrijlaten.” Wat ze daarop ook antwoordde, steeds had dit een heftige reactie als gevolg. De eerste keer dat hij belde, zei hij: „U wilt onze onvoorwaardelijke overgave? Bent u gek? Als u niet aan onze eisen voldoet, zullen we een van de gegijzelden doden.” Martin en ik keken elkaar aan. Was dit het doodvonnis voor een van ons beiden? We wisten allebei wat de favoriete wijze van ombrengen was bij Abu Sayyaf, waarop ze zeer trots waren: onthoofding met een groot gebogen mes.
Vaak vroegen we ons af hoe het zou zijn met onze drie kinderen. Wisten ze al dat hun ouders waren ontvoerd? Jeff zou met zijn veertien jaar proberen de sterke oudere broer te zijn. Maar Mindy was pas elf en Zach net tien. Dan baden Martin en ik zachtjes samen. We baden voor iedere kleinigheid, dankten God voor elke slok water en vroegen Hem of Hij ons wilde beschermen en bevrijden.
Ondertussen hadden we gehoord dat er verschillende schepen met soldaten op ons schiereiland waren geland. We kregen nu geen bevoorrading meer en moesten zelf wat te eten zoeken en water opsporen. Het leven in gevangenschap werd moeilijker dan ooit tevoren. Negen dagen lang voedden we ons met bladeren. „De afgelopen tijd heb ik veel over Psalm 100 nagedacht”, zei Martin toen tegen mij. „Daarin staat dat we de Heere met blijdschap moeten dienen. Misschien komen we niet levend uit de jungle. Maar wij kunnen de wereld verlaten, omdat we Hem met vreugde mochten dienen.”
(rc((…)
(ju(„We hadden ’s avonds juist onze ogen gesloten toen plotseling het vuur op ons werd geopend. Ik rolde 3 meter opzij. Toen ik om me heen keek, zag ik Martin ook op de grond liggen. Hij lag gedraaid, zijn ogen gesloten. Toen zag ik het: uit zijn borst sijpelde bloed. Martin ademde moeilijk en af en toe steunde hij zacht. Het vuurgevecht ging door, granaten explodeerden. Ieder ogenblik kon mijn laatste zijn, daarvan was ik zeker. „Heere, als het nu zo ver is, laat het dan snel gebeuren”, bad ik. Minuten verstreken. Toen merkte ik dat Martins lichaam zwaar werd en tegen mij aan zakte. De schoten hielden op. De mannen van Abu Sayyaf waren gevlucht. Een soldaat van het regeringsleger ontdekte mij. Ik keek naar Martin. De rode vlek op zijn hemd was nu groter en zijn gezicht was bleek als was. Toen wist ik het: de man die ik meer dan iemand anders had liefgehad, was gestorven.
Met een helikopter werd ik naar Manilla gebracht. Van het ene moment op het andere stapte ik een andere wereld binnen. Ik heb mijn ouders, schoonouders en kinderen gebeld en hun alles verteld. Een paar dagen later keerde ik terug naar de Verenigde Staten. Na zestien jaren op de Filipijnen begon voor mij een nieuw hoofdstuk in mijn leven.
De gedenkwaardigste zin in die periode na mijn terugkeer sprak Martins vriend, dominee Clay Bowlin: „Gracia werd met een helikopter uit de jungle gered; Martin werd er op engelenvleugelen uit gedragen.”