In het spoor van de hessenvoerlui
LUNTEREN – De vering van de oude BMW kraakt bij elke kuil. Het glanzende donkerrood van de lak kleurt langzaam lichtbruin door opspattende modder. Een boswachter in een jeep draait bij het passeren het raampje naar beneden. „Verderop wordt het nog veel slechter, hoor”, waarschuwt hij.
Zeker in de winter is het geen gemakkelijke weg, de onverharde Hessenweg net buiten de bebouwde kom van Lunteren. Toch was het eeuwenlang een populaire route voor voerlui uit het toenmalige Duitse graafschap Hessen. Dat blijkt uit een boek dat de Jac. Gazenbeek Stichting in samenwerking met het Gemeentearchief Ede schreef over hessenwegen.
„Het hessenvervoer is al heel oud”, vertelt Louis Fraanje, voorzitter van de Jac. Gazenbeek Stichting. „Het is in feite het begin van het vrachtvervoer in Europa en ontstond al in 1440, toen de hoge adel van Hessen bij jachtpartijen boeren inzette voor het vervoeren van jachtbenodigdheden en de buit.”
Vooral boeren uit Frammersbach, een dorpje 60 kilometer ten oosten van Frankfurt, bleken betrouwbare voerlui. Ze wonnen al snel het vertrouwen en breidden de jachttransporten uit tot het vervoer van waardevolle goederen naar Antwerpen en later ook naar Deventer, Amsterdam, Amersfoort en Zwolle. Grote delen van hun routes liepen over de woeste gronden van de Achterhoek, Twente en over de Veluwe.
Omdat de wielen van de grote hessenwagens veel verder uit elkaar stonden dan die van het gewone binnenlandse verkeer, kwamen er in de zeventiende eeuw speciale wegen met brede sporen die bestemd waren voor de hessenvoerlui. Langs de routes lagen verschillende herbergen en doorrijschuren met een grote deur aan voor- en achterkant. Daar konden de Hessen hun wagens parkeren zonder ze te hoeven keren. Nog altijd zijn er in het oosten van Nederland verschillende wegen die Hessenweg heten en staan er langs talloze verbindingswegen restaurants op locaties waar vroeger herbergen stonden.
Op sommige heidevelden zijn de oude hessenwegen nog goed te herkennen doordat de karrensporen begroeid zijn met grassoorten. Soms zijn er wel vijf dergelijke sporen naast elkaar te ontdekken. „Het gebeurde vaak dat een spoor door het vele gebruik te diep en onbegaanbaar was geworden”, legt Fraanje uit. „De voerlui gingen er dan simpelweg naast rijden en zo ontstond een nieuwe weg.”
De Veluwe met zijn grote heidevelden, donkere bossen en verraderlijke moeras stond destijds bekend als gevaarlijk gebied. Veel legenden deden de ronde, die vaak van vader op zoon werden doorverteld. Om de herinnering levend te houden, nam de Jac. Gazenbeek Stichting verschillende van deze verhalen op in het boekje.
Fraanje is een van de mensen die voor het boek in de geschiedenis doken en zochten naar sporen van hessenvervoer. Het hoogtepunt was voor Fraanje het bezoek aan het Hessenhuis in Antwerpen. „Het is echt bijzonder om daar te staan en je in te denken hoe dat geweest moet zijn voor de voerlui die daar aankwamen. Ze hadden een enorme reis vol ontberingen achter de rug. De wegen waren vaak moeilijk begaanbaar en er waren weinig kaarten, waardoor de voerlui gemakkelijk konden verdwalen. Overal lagen struikrovers op de loer die het op hun geld of hun handelswaar hadden voorzien. De hessen waren grote sterke mannen, maar ze zullen ook wel eens bang geweest zijn. En dan kwamen ze na maanden aan in Antwerpen, het eindpunt van de reis.”
In het Hessenhuis sliepen de voerlui op zolder, weet Fraanje. „Daar ben ik nog niet geweest. Het liefst ga ik nog een keer terug om daar ook te kijken. Ik wil me inleven in die mannen, weten hoe ze dat ervoeren. Als je er zelf bent geweest, kun je het verhaal veel mooier vertellen. Je kunt het vergelijken met een dominee die de verhalen uit de Bijbel veel beter kan begrijpen als hij in Israël is geweest.”
Over de hessenvoerlui kan Fraanje uren vertellen. „Het is een bevlogenheid die alleen maar groeit als je ermee bezig bent. Dat houdt nooit op, want er is altijd nog meer te ontdekken. Het lijkt een soort virus, in de goede zin van het woord. Je bent zo enthousiast dat je ook anderen ermee besmet.”
Door de aanleg van verharde wegen, spoorlijnen en waterwegen verdween het vrachtvervoer aan het eind van de negentiende eeuw voorgoed van de hessenwegen. De inwoners van Frammersbach kregen een omscholing naar het kleermakersvak en de herinneringen aan de hessenvoerlui vervaagden. Oude doorrijschuren werden afgebroken, karrensporen geasfalteerd.
„Gelukkig beseffen gemeenten tegenwoordig dat het belangrijk is om de overblijfselen van het verleden te bewaren”, zegt Fraanje. Zijn stichting doet daar haar uiterste best voor. „Sinds kort zijn we zelfs in het bezit van een echte hessenwagen. Op een zekere dag werden we gebeld door iemand uit Brabant die bij een vriend een grote wagen had zien staan. Het kon nog wel eens een hessenwagen zijn, zei hij. We zijn toen gaan kijken. Je krijgt er gewoon kippenvel van als je dat dan ziet. Het was duidelijk een hessenwagen.”
Fraanje is ervan overtuigd dat er nog veel meer sporen en verhalen te vinden moeten zijn. „Het is zeker niet zo dat met dit boek alles gezegd is. We willen vooral anderen nieuwsgierig maken, in de hoop dat ze besmet worden met het virus en ook onderzoek gaan doen naar dit prachtige stukje van onze geschiedenis.”
N.a.v. ”Op ’t Veluws Hessenspoor”, Jac. Gazenbeek Stichting; uitg. gemeente Ede, 2012; ISBN 978 90 796 2314 3; 128 blz.; € 14,95. Verkrijgbaar via gazenbeekstichting.nl.